Binnen de commissie voelde Klompe het meest voor drie waterschappen: een voor het buitenbeheer en twee voor het binnenbeheer. Geluk en Van der Zande waren voor één waterschap. Van der Zande zei daarover: "over details en klei nigheden moeten we heenstappen Naar zijn mening moet alles één worden: alle gronden huwen in gemeenschap van goederen, om dit voorbeeld te gebrui ken". In juni werden de ideeën over de samenwerking toegezonden aan de besturen van de waterschappen en polders op Schouwen-Duiveland. Uitgegaan werd van het centraliseren van de zorg en het onderhoud van alle dijken. De taken - zee wering, wegen en beheersing van het binnenwater - zouden echter afzonderlijk geadministreerd worden. De waterschappen zouden in deze visie blijven bestaan als administratieve eenheden. Ten aanzien van de bestuursvorm gingen de gedachten uit naar een dagelijks bestuur, bestaande uit de dijkgraaf en zes hoog heemraden uit elk van de te vormen districten, met daarnaast een aantal commis sarissen. De commissarissen die het ongebouwd vertegenwoordigden zouden worden aangewezen door de waterschappen. De gemeenten zouden eveneens commissarissen aanwijzen. De kwestie van de aantallen zou nog nader uitgewerkt moeten worden. Eén van degenen, die op de voorstellen reageerde, was mr. P. Dieleman, oud voorzitter van de Zeeuwse Polder- en Waterschapsbond. De vroegere waarne mend commissaris was wegens zijn Duitsgezinde houding veroordeeld. Met élan gaf hij vanuit Amersfoort in een 16 pagina's lange nota zijn visie op deze zaak, die hem steeds ter harte was gegaan. Dieleman wees onder meer op de moeilijkheid van de calamiteuze polders Bruinisse en Burgh en Westland. Een nadere regeling met het rijk was nodig. Ten aanzien van het bestuur bepleitte hij onder andere voorlichting in de richting van de ingelanden door middel van een jaarlijkse bij eenkomst per district onder leiding van de betreffende heemraad. Terecht wees Dieleman erop dat het beter was de term heemraden te handhaven in plaats van hoogheemraden. Dieleman was daarentegen een tegenstander van afzonderlijke bestuursleden voor het gebouwd. Hoofdingelanden uit de categorie gebouwd zou men zijns inziens vanzelf wel krijgen als Zierikzee een afzonderlijk district zou worden. Ook van vertegenwoordigers van de gemeenten was Dieleman geen voorstander. De meerderheid van de aangeschreven waterschaps- en polderbesturen stemde in met de voorstellen. Het was verrassend dat van de in totaal 31 aangeschreven besturen er toch negen tegen een samenvoeging waren. Het betroffen de polders Bloois en Oud-Bommenede (248.86.90 ha.), Borrenbrood (31.52.40 ha.), Dreischor (1110 ha.), Galge (5.72.70 ha.), Gooikensnieuwland (70.40.75 ha), Nieuw- Bommenede (332.89.94 ha.), Noordgouwe (565.18.13 ha.), Zonnemaire (572.50.14 ha.) en Zuidernieuwland (65 ha.). De meeste van deze besturen stonden echter op zich niet afwijzend tegenover samenwerking inzake de zeewering en de oever verdediging, dat wil zeggen tegen het bijdragen in de kosten van het onderhoud daarvan. Alleen Dreischor en Gooikensnieuwland wezen elke samenwerking af. Bruinisse (757.97.28 ha.) was ook tegen en voelde desnoods meer voor twee of drie waterschappen. De overige polders, waaronder alle grote, reageerden posi tief, zij het met de nodige kanttekeningen. Zo wilde Ooster- en Sirjansland alleen een waterschap voor Duiveland. Ook de gemeenten, achttien in getal, werden aangeschreven. Alleen Bruinisse en Burgh waren tegen. Het standpunt van Burgh was opmerkelijk omdat zowel het 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 34