Polder-, waterschaps en gemeentebestuurders uil Schouwen-Duiveland op bezoek in bet Waterloop kundig Laboratorium in Delft, mei 1953Links, met hoed in de hand, J. Klompe, voorzitter van bel Waterschap Schouwen; rechts naast hem A. M. Geluk. OCollectie Slreekarchwariaal Schouwen-Duiveland.) bestuur van 'het Calamiteuse Waterschap Burgh en Westland als het bestuur van de Waterkering van die polder wel voorstander waren, echter met de aantekening dat zij vonden dat de kosten van de zeewering en de oeververdediging geheel ten laste van het Rijk moesten komen. De gemeente Oosterland vond het vormen van één geheel te ver gaan. De gemeente Nieuwerkerk was voor twee waterschappen. Brouwershaven wilde zich nog niet uitspreken omdat men de beschikbare infor matie te gering achtte. Op 6 augustus werd een samenvatting van de reacties toegezonden aan Gedeputeerde Staten. De conclusie was dat, verdeeld naar grootte. 5% van de waterschappen en 6% van de gemeenten tegen was. Gerekend naar inwoneraan tal ging het bij de gemeenten om 13%. Een ruime meerderheid was voor samen werking ten aanzien van de zeewering, oeververdediging en wegen. Echter maar 13% van de waterschappen en 24% van de gemeenten (14% naar inwoneraantal) had zich expliciet uitgesproken voor algehele samenvoeging. Op 17 september vond een bespreking plaats van een delegatie van Gedeputeerde Staten met de polder- en waterschapsbesturen. Opnieuw kwam de wens tot bun deling naar voren. Struikelblok waren de calamiteuze polders. De Minister van Verkeer en Waterstaat zegde zijn medewerking toe om daarvoor een oplossing te vinden. Gedeputeerde Staten stelden in het voorjaar van 1954 een adviescommissie in, die moest rapporteren over de samenvoeging van de polders en waterschappen. Namens Gedeputeerde Staten zaten daarin de gedeputeerden C. Philipse en 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 35