twêe waterschappen in Zeeland wenselijk waren. Argumenten waren in het bij
zonder een zo hoog mogelijk niveau van de waterstaatkundige verzorging, een
heid van beleid ten aanzien van het integraal waterbeheer, nivellering van de ver
ontreinigingsheffingen en vergroting van het financiële draagvlak. Van de zeven
waterschappen wezen er zes de plannen af. Eén waterschap wilde wel concen
tratie, maar niet in zo'n grote omvang.
Het overleg leidde tenslotte tot het voorstel van twee Zeeuwse waterschappen,
één benoorden en één bezuiden de Westerschelde. Schouwen-Duiveland meende
zelfstandig de taken naar behoren te kunnen behartigen en wees daarom de plan
nen opnieuw af. Zou toch tot concentratie besloten worden, dan zou er niet één
waterschap benoorden de Westerschelde gevormd moeten worden, maar twee.
Daarbij zou Walcheren zelfstandig blijven en de rest, allen gelegen rond de
Oosterschelde, worden samengevoegd.
Provinciale Staten spraken zich in 1987 enerzijds uit voor het behoud van de
bestaande waterschappen. Anderzijds wilden zij een organisatiestructuur waarbin
nen zowel de traditionele taken als het integrale waterbeheer aan de waterschap
pen bleven opgedragen dan wel tot ontwikkeling werden gebracht. Het antwoord
op deze problematiek hadden de waterschappen ten dele al gegeven. In 1975
hadden de Zeeuwse waterschappen besloten tot het aangaan van een gemeen
schappelijke regeling voor het oprichten van de Technologische dienst, die zich
bezighield met het waterkwaliteitsbeheer. Later werd deze opgeheven om plaats
te maken voor een centraal laboratorium voor alle Zeeuwse waterschappen. De
waterschappen Walcheren, Tholen en Schouwen-Duiveland richtten een gemeen
schappelijke adviesdienst op als waarborg voor voldoende specialistische deskun
digheid voor een goed samenhangend waterbeheer. Ook de andere Zeeuwse
waterschappen namen besluiten in deze richting.
Waterschapswet
Op 1 januari 1992 trad de Waterschapswet in werking. Deze wet, die diende als
vervanging van de wet uit 1900, regelt de wijze waarop de waterschappen hun
taken dienen te vervullen. Wat voorheen in provinciale regelingen stond, is thans
in belangrijke mate in deze wet te vinden. Als gevolg daarvan werd het Algemeen
Zeeuws waterschapsreglement door de provincie in 1993 aangepast.
De nieuwe wet bracht in het bestuur van het waterschap grote wijzigingen.
Voorheen waren het de eigenaren van grond, die het bestuur domineerden, later
aangevuld met vertegenwoordigers van de gebouwde onroerende eigendommen.
Tenslotte werden ook vertegenwoordigers van de huishoudelijke en industriële
vervuilers in het bestuur opgenomen. De wet bepaalde dat naast de categorieën
ongebouwd en gebouwd de sectoren pachters, gebruikers van bedrijfsgebouwen
en ingezetenen een inbreng kunnen hebben in het bestuur. De Provincie Zeeland
heeft door vaststelling van het rapport 'De bakens verzet' hiertoe besloten. Deze
vijf categorieën mochten ieder een lid van het dagelijks bestuur leveren. Het aan
tal leden van de algemene vergadering werd teruggebracht naar 25 (inclusief de
leden van het dagelijks bestuur en exclusief de dijkgraaf als voorzitter).
De eigenaren van gronden, de bezitters van huizen en gebouwen, de ingezetenen
(inwoners) en de pachters kozen op directe wijze hun vertegenwoordigers. Voor
de gebruikers bedrijfsgebouwd, tevoren aangeduid onder de noemer 'waterkwali
teit', kiezen bestuursleden van de Kamer van Koophandel en Fabrieken deze ver
tegenwoordigers. Het kiesgerechtigd zijn, werd gekoppeld aan het betalen van de
36