discussie over her. samengaan van de drie waterschappen in Zeeuwsch-Vlaanderen op gang gekomen. Ook de idee van één waterschap voor geheel Zeeland zal in de komende jaren de aandacht blijven vragen. Schouwen-Duiveland heeft zich wat dat betreft niet in vage bewoordingen uitgelaten. Eén of twee waterschappen waren de beste oplossingen85. Samenvatting Schouwen heeft een voortrekkersrol vervuld waar het ging om het ontstaan van bovenlokale waterschappen. De stormvloed van 1288 was de directe aanleiding. Graaf Floris V stelde drie jaar later, in 1291. een aantal gezworenen aan om de las ten van het herstel en het onderhoud van de dijken te regelen. Het was een besluit van verstrekkende betekenis want voor de eerste keer voorzag de Hollandse graaf in Zeeland op deze wijze in het gebrek aan bestuurlijk kader. Daarmee werd in Zeeland het waterschapswezen geboren. Later zou de graaf op soortgelijke wijze ingrijpen in het overige deel van Zeeland om zijn politieke invloed te vergroten. In de middeleeuwen nam de macht van de welvarende en snel groeiende stad Zierikzee toe. Het stedelijk bestuur wist het hele eiland binnen haar invloedssfeer te krijgen door een overheersende inbreng in het waterschap. In 1426 kreeg de stad het recht om het gehele waterschapsbestuur te kiezen. Eén van de twee bur gemeesters werd voorzitter. De andere leden werden, naar Hollands voorbeeld, heemraden genoemd. Uitsluitend Zierikzeeënaars werden in deze functie geko zen. Ook in Duiveland kreeg de stad Zierikzee grote invloed. De Vierbannen van Duivelancl - in oppervlakte de tweede polder - kwam in het bezit van Zierikzee. De andere stad, Brouwershaven, deed op beperkte schaal Zierikzee na. Op het overige deel van de in 1610 tot één eiland verenigde polders hadden de ambachtsheren een belangrijke invloed. Als kleine koninkjes regeerden zij daar. De invloed van cle ingelanden was verschillend. Hier en daar werden ze gekend, onder andere in financiële zaken. Maar in het algemeen hadden ze weinig in te brengen. Met één uitzondering: geld, want geschot moest er betaald worden. In de loop van de 17de en cle 18de eeuw ontstond een bonte lappendeken van grote en kleine polders op Schouwen-Duiveland. Door de eeuwen heen bleef er een nauwe relatie bestaan tussen de stedelijke en de dorpsbesturen aan de ene kant en de polderbesturen aan de andere kant. De baljuw was vaak tevens dijk graaf. De dorpssecretaris was klerk van de polder en gezworenen vervulden het schepenambt. Ook de vergaderplaats - in het stadhuis of de rechtkamer in de dorpsherberg - was hetzelfde. Op Schouwen-Duiveland behoefden dijken niet altijd grenzen te blijven. Vooral uit pragmatische overwegingen werd niet geschroomd om te komen tot het samen voegen van polders. Burgh en Westland werd bij Schouwen gevoegd. Op Duiveland werd de Stoofpolder ingelijfd bij de polder Bruinisse. Al eerder waren daar de polders Oosterland en Sirjansland. samengevoegd. Aanleiding was als regel het bundelen van de krachten in financieel opzicht om de kosten van de dijks- verdeciiging te dragen. In februari 1795 kwam een einde aan zo'n zes eeuwen bestuurlijke tradities met oppermachtige ambachtsheren en stedelijke besturen. De Franse legers hadden ons land bezet en ook op Schouwen-Duiveland klonk de leus: Vrijheid, gelijkheid en broederschap. De regenten in Zierikzee legden die dag hun functies neer. In cle Franse tijd werd de basis gelegd voor de grote invloed die de centrale over- 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 45