Middeleeuwen
In de vroege Middeleeuwen (500-.1000) waren alle woeste gronden of wildernis
sen van de koning. Op vele plaatsen kreeg een beheerder stukken in leen. Hij stel
de zich zelfstandiger op en werd zo graaf, die zich noemde "voogd van de dui
nen". Op Schouwen werd tot in de 19de eeuw nog gesproken over de "duinen en
stranden der Graaflijkheid"!
De lokale beheerder van de grafelijke wildernissen op Schouwen had op zijn
beurt stukken duin van de graaf (als leenman) in achterleen. Hij noemde zich
heer. Er is in cle 13de eeuw in het westen van Schouwen sprake van drie heer
lijkheden: Haamstede, Van den Duine en Renesse,
Rond 1000 blijkt de Scheldemoncl zich te verbreden en begon er zand naar bin
nen te waaien. Deze processen hebben vermoedelijk met elkaar te maken gehad,
maar ook zullen aanleg van wegen, overbeweiding en andere zaken meegespeeld
hebben. We wisten daar weinig van, maar scherven uit vroeger afval dat als mest
op de duinakkers werd gebracht, hebben ons iets verteld over de tijd en het
tempo waarin deze duinvorming plaatsvond. Dit afval van de mesthoop vermengd
met scherven was toen niet alleen van belang ter verhoging van de bodem
vruchtbaarheid, maar ook om de losse duingroncl tegen verstuiving te bescher
men. De ouderdom van de gevonden scherven varieerde naar plaats en daaruit
werd de conclusie getrokken dat het westelijk gebied eerder overstoven wercl clan
het oostelijk èn dat de binnenduinrand zich verplaatste met circa 15 meter per jaar.
De achterliggende haaimannen (een soort begreppelcle duinakkers, waarop rogge
werd verbouwd) overstoven en omstreeks 1300 werd de huidige grens achter het
Slotbos Haamstede bereikt. Er ligt na de 13de eeuw ten westen van Haamstede
een landschap van duinen en duinvalleien.
JA.H'ubregtse in de stuivende Domanicüe duinen (1926). Op Schouwen was de onderwijzer Hubregtse
(1878-1940) een van de eersten die zich interesseerde voor archeologische vondsten. Zijn collectie scher
ven is onlangs opnieuw bestudeerd voorde datering van de oversluiving in de Middeleeuwen. Merk op
de typische gelaagdheid in de steile duinwand achter de onderzoeker met zomerhoed.
Tussen 1000 en '1300 stoof het behoorlijk op Schouwen en daarna was het tot
ca.löOO relatief rustig, anders dan in Holland waar '1300-1600 juist een cluinvör-
mencle periode was (Klijn,1990).
47