Toch behoeft het beeld dat op het Nederlandse platteland sprake is van constan
te en omvangrijke schaalvergroting van voorzieningen nuancering. Zo maakt van
Dam ('1995 a en b) duidelijk dat vooral de detailhandel in voedings- en genot
middelen dat beeld bepaalt. Op het gebied van de onderwijsvoorzieningen, de
eerstelijns gezondheidszorg (huisarts), het bibliotheekwezen en de postvoorzie-
ning zou de laatste 10 jaar in veel mindere mate sprake zijn van (elementaire)
schaalvergroting, soms zelfs van schaalverkleining (zoals in het geval van de huis
arts en de bibliotheekvoorziening). In het algemeen blijkt in diezelfde periode
functionele schaalvergroting (supermarkt, gezondheidscentrum, scholengemeen
schap) voor dergelijke voorzieningen van groter belang dan elementaire schaal
vergroting. De actuele schaalvergroting in het basisonderwijs in het kader van de
Wet toerusting en bereikbaarheid in het basisonderwijs zal volgens van Dam
(1995b) wel leiden tot een aanzienlijke afname van het aantal basisscholen, maar
landelijke gebieden zullen daarbij naar verwachting redelijk gespaard blijven.
Ruimtelijke schaalvergroting van voorzieningen is echter pas mogelijk indien
gebruikers steeds grotere afstanden kunnen en willen afleggen. Vooral door de
toegenomen automobiliteit is cle leefwereld van bewoners sterk uitgedijd. Of
anders geformuleerd, er is sprake van tijd-ruimte krimp: steeds grotere afstanden
kunnen in steeds kortere tijd worden overwonnen (Jobse Musterd 1994). Door
de opkomst van nieuwe communicatietechnieken, zoals telematicatoepassingen
en de elektronische snelweg, waarbij steeds meer menselijke zintuigen interactief
over de wereld zwerven, wordt onze wereld zelfs een 'global village1 (de Hond
1995). Wat deze toename van de menselijke reikwijdte betekent voor de schaal
van voorzieningen is overigens bepaald nog niet duidelijk.
Betekenis voor de bewoners
Maar wat betekent de schaalvergroting van het maatschappelijk leven voor de
bewoners van. de Zeeuwse eilanden? Op grond, van de bewonersonderzoeken die
wij in Zeeland hebben uitgevoerd wil ik drie zaken benadrukken.
De oriëntatie op de lokale samenleving, de eigen woonplaats, neemt af en de
oriëntatie op de regio wordt steeds belangrijker. Dat betreft met name de woning
markt en de arbeidsmarkt. Onderzoek op Schou wen-Du iveland onder vertrekkers
uit kleine kernen tussen 1976 en 1982, maakte reeds duidelijk dat een regionale
woningmarktoriëntatie overheerst. Het grootste deel van de vertrekkers reageerde
bij de verhuizing primair op het woningaanbod. De plaats waar men naar toe ver
huisde werd vooral bepaald door de beschikbaarheid en de prijs van woningen.
Alhoewel ongeveer 20 wel in de vorige woonplaats had willen wonen als daar
een gelijksoortige woning beschikbaar was geweest, streefde na eenmaal verhuisd
te zijn maar 3 naar een terugkeer.
Ook in de sociale netwerken van bewoners is sprake van een wijziging van de
geografische reikwijdte. Onder (oudere) bewoners neemt het belang van lokaal
geïntegreerde netwerken en netwerken waarbij bewoners afhankelijk zijn van
plaatselijke familie af en neemt het belang van sociale netwerken die gericht zijn
op de wijdere samenleving of op privacy toe. Het karakter van het sociale netwerk
blijkt sterk samen te hangen met de migratiegeschiedenis. Met een daling van het
aandeel bewoners dat in een dorp of streek geboren en getogen (autochtoon) is
zal dus ook de aard van de sociale netwerken veranderen. Door migratie nam ook
op Schou wen-Du iveland het aandeel dat niet geboren of getogen was af. Ter illu
stratie: onder de eindexamenkandidaten van de HAVO-afdeling van de RSG Prof.
78