Zeeman in Zierikzee nam het percentage op Schouwen-Duiveland geboren leer lingen af van 77 in 1980 tot 53 in 1988 (cijfers F. Beekman). In samenhang met de regionale oriëntatie van bewoners neemt het belang van plaatselijke voorzieningen en van lokale werkgelegenheid voor de ontwikkeling van nederzettingen af en de betekenis van de woonfunctie toe. Bij onderzoek in het begin van de jaren tachtig naar de functie van de laatste dorpswinkel in Kerkwerve en Ellemeet was van dorpstrouw aan de laatste winkel weinig merk baar (Gewikt 1982, Gewogen 1981). Bij de verklaring van de bevolkingsontwik keling van 1971 tot 1993 speelt het plaatselijk voorzieningenniveau geen rol van betekenis. Afstanden naar stedelijke centra en de aantrekkelijkheid van de woon omgeving spelen daarentegen een steeds grotere rol. De nederzettingen in Zeeland zijn in de eerste plaats woonkernen. Hun ontwikkeling moet primair van uit hun woonfunctie en in toenemende mate ook vanuit de recreatiefunctie wor den begrepen (Thissen 1995). Alhoewel bij de voorbereiding van het beleid ten aanzien van de leefbaarheid van dorpen de plaatselijke voorzieningensituatie vaak ter sprake wordt gebracht, is op lokaal niveau de voorzieningensituatie geen relevante voorwaarde voor leefbaar heid of ontwikkeling. De aanwezigheid van bepaalde voorzieningen is soms zelfs eerder als een uitvloeisel van de leefbaarheid van een woonkern te beschouwen. Het voorgaande betekent overigens dat het gebruik van de auto voor de bewo ners van het platteland een voorwaarde is geworden. Voor het deelnemen aan het maatschappelijk leven op het platteland (participatie op de arbeidsmarkt, het gebruikmaken van voorzieningen, het onderhouden van sociale contacten) is de auto een volstrekte voorwaarde geworden. Het openbaar vervoer wordt daarvoor niet als een 'redelijk alternatief ervaren. Bij een analyse van de activiteitenpatro nen van de bewoners van Oost Zeeuwsch-Vlaanderen bleek de woonplaats (Terneuzen of Axel, of een grote of kleine plattelandskern) van geen of weinig (directe) betekenis voor de maatschappelijke participatie. Wat de arbeidspartici patie betreft, bleek het kunnen beschikken over een auto erg belangrijk. Deze variabele hing overigens sterk samen met geslacht en de binding aan huis van wege huishoudelijke taken en zorg voor kinderen. Voor de deelname aan allerlei activiteiten buitenshuis bleken ouderen zonder auto beperkingen te ondeivinden, ongeacht het karakter van hun woonplaats. Bovendien bleken bewoners in de plattelandskernen zonder auto -en dan vooral degenen die aan huis gebonden waren vanwege huishouden en zorg voor kinderen- beperkt in hun activiteiten patroon (Thissen 1991, 1995). Figuur 3- Regionale (stedelijke) centra van belang voor de bevolkingsontwikkeling van woonkernen: links: 1971, rechts: 1995 79

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1996 | | pagina 83