materie nader te bestuderen. In het blad WP (Verenigde Verzekerings Pers) Het verzekeringswezen in binnen en buitenland, jaargang 28 nr. 6 van vrijdag 6 februari 1970 gaf hij zijn visie op het omgaan met de explosie-clausule. Hij wilde niet over de schuldvraag spreken, maar hij vond het van belang na te gaan of inderdaad de huidige ontploffingsclausule afdoende zekerheid bood of de afwijzende houding van de betrokken verzekeraars in het Zierikzeese geval juist was. Hij vroeg zich af: kunnen tot oucl ijzer gedegradeerde of gedeformeerde objecten, kan een zo oud stuk oorlogstuig, eens afkomstig van een leger, nog als een explosiemiddel voor militaire doeleinden worden beschouwd? Zijn curiosa, museumstukken of schroot nog wel militaire objecten?' In de clausule stond "schade door ontploffingsmiddelen gebruikt door, bestemd voor of achtergelaten door enige gewapende macht.Hoe kunnen verzekeraars, bij wie de bewijslast rust, een beroep doen op deze begrippen. De vraag blijft door wie gebruikt, voor wie bestemd of door wie achtergelaten? Hoe op de mening van de heer Vos door de verzekeringswereld werd gere ageerd valt buiten het kader van dit artikel. Zelf schreef hij aan burgemeester Kastelein 'het zou mij niet juist lijken thans reeds als vast aan te nemen dat mijn visie op deze zaak ju ist is. Mocht er com mentaar op het artikel komendan zal ik u dat zeker laten weten Het Nationaal Rampenfonds Op woensdag 19 november bezocht de penningmeester van het Nationaal Rampenfonds de heer J.H. Schuller tot Peursum de stad Zierikzee. Tijdens een bespreking op het stadhuis deelde hij het gemeentebestuur mee, dat naar de mening van het bestuur van het fonds te Zierikzee niet van een nationale ramp kon worden gesproken en de vergoedingen niet onder de bepalingen van het Rampenfonds kunnen worden ondergebracht. Een nader onderzoek zal moeten uitwijzen of de ergst getroffenen in hun woon- en leefmilieu kunnen worden geholpen. Er blijkt echter een misverstand te bestaan over het aan dr. Beel toegezonden voorlopige schaderapport, Hierin stond vermeld, dat "de meeste getroffen woningen zijn eigendom van de woningbouwvereniging Beter Wonen". Bedoeld werd echter "de zwaarst getroffen woningen". Hierdoor kwam de zaak anders te liggen. Daar het herstel van woningwetwoningen een zaak is van de Centrale Overheid. Tijdens een persconferentie op de avond van de negentiende november maakte burgemeester Kastelein het standpunt van het Nationaal Rampenfonds bekend. Tevens deelde hij mee dat 'energieke pogingen zullen worden aangewend om voor de getroffenen toch een vergoeding te verkrijgen. De eerste contacten in deze waren gelegd. Er konden echter nog geen mededelingen worden gedaan. Tot slot deelde de burgemeester mee dat een veertigtal enquêteurs aan het werk was geweest in de rampwijk en dat 260 voorlopige schadeformulieren waren ingevuld. Inmiddels was een kleine rel ontstaan over een uitspraak van minister Beernink. Hij zou aan zijn toezegging tot hulpverlening de voorwaarde hebben verbonden "dat de middenstand uit de reparatiewerkzaamheden geen slaatjezou mogen slaan". Een commentaar in de Zierikzeesche Nieuwsbode noemde dit verhaal onkies en een belachelijke storm in een glas water. De minister had niet anders gedaan dan een beroep op zowel de ambachtelijke middenstand en de verzeke ringsmaatschappijen de getroffen klanten loyaal te behandelen. 111

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1997 | | pagina 113