Kuipers. Dammen en dijken uit de 11e en I2e eeuw in de polder Schouwen, Kroniek van het
land van de zeemeermin (Schouiven-Duiveland) 1982, 5-11.
'12. A, Verhuist, Das Besitzverzeichnis der Center Sankt-Bavo-Abtei von ca. 800, in:
FrühmillelaUerUcheStudiën 1971. 193-234; Koch, Kruisheer, OHZ. dl. 1. nr. 19.
13- A. Verhulst, De restauratie van de abdijen van Sint-Pieters en Sint-Baafs te Gent tijdens de 10e
eeuw, in: J. Berns e.a., Feestbundel aangeboden aan prof. dr. D.P. Blok. Hilversum 1990. 336-342.
m.n. 336.
14. S.F. Kuipers, Zierikzee op terpen gebouwd? Een speurtocht naar de oudste historie van de stad.
in: Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouiven-Duiveland) 1988. 15-42. m.n. 20.
15. Vlg. Vos, Van Heeringen, Holocene geology; Henderikx, Ringwa[burgen, 17-73-
16. Verhuist, Besitzverzeichnis, 225-226, 234.
17. Vgl. P.W. van den Broeke, Turfwinning en zoutwinning langs de Noordzeekust. Een verbond
sinds de ijzertijd?, in: Tijdschrift voor waterstaatsgeschiedenis 5 (1996) 48-59; C. Dekker, De moer-
nering op de Zeeuwse eilanden, ibidem, 60-66. De vroegste aanwijzing dat in de vroege middel
eeuwen op Schouwen zout is gewonnen dateert uit 7_76 wanneer daar door een zekere Godebert
aan de abdij van Lorsch (niet ver van Worms) zeventien ziederijen voor het bereiden van zout
worden geschonken. Koch, Kruisheer, OHZ. dl. 1. nr. 5. In de 9e eeuw houdt ook de alxlij van
Nijvel zich in Zeeland met hel winnen van zout bezig. Koch, Kruisheer, o.c.. nrs. 20, 22; Dekker,
Zuid-Beveland, 73-75.
18. R.M. van Heeringen, Archeologische kroniek van Zeeland over '1991, in: Archief KZGW1992, 136-
138, een moerneringsput bij de hoek Gravenstraat-Karnemelksvaart; R.M. van Heeringen,
Archeologische kroniek 1993, Archief KZGW 1994, 250, een moerneringsput ten westen van de
Manhuisstraat, gedateerd eerste helft 11e eeuw.
19. E.N. Palmboom, Hel kapittel van Sint jan Ie Utrecht. Een ondeizoek naar verwerving, beheer en
administratie van het oude goederenbezit (elfde-veertiende eeuuj. Hilversum 1995. 371-383. Vgl.
ook E. Palmboom, Parochiestichting op Schouwen (achtste-twaalfde eeuw), in: Kroniek van bet
land van de zeemeermin (Schouiven-Duiveland) 1996, 5-18.
20. L. Ph. C. van den Bergh (ed.), Oorkonden-boek van Holland en Zeeland (OHZ), 2 dln.,
Amsterdam/'s-Gravenhage 1866-1873, dl. 2. nr. 426 (1281).
21. Palmboom, Kapittel van Sint Jan. 373-377; Palmboom, Parochiestichting. 11-13. Een aanwijzing
dat de graaf van Holland het Zierikzeese Sint-Baafsbezit voor het midden van de 12e eeuw kan
hebben verworven mag men misschien ook zien in het feit dat in 1156. wanneer graaf Dirk VI
een overeenkomst sluit met de abdij van Echtemach waarbij de graaf onder andere grond op
Schouwen aan die abdij afstaat, zich in het gevolg van de graaf en onder de getuigen van de be
treffende oorkonde een Everdei van Zierikzee bevindt. Koch, Kruisheer, OlIZ. dl. 1, nr. 140. Kan
hij de beheerder van het gravenhof zijn geweest?
22. P.A. Henderikx, De oudste bedelordekloosters in bet graafschap Holland en Zeeland. Het ontstaan
van bedelordeklooslers voor ca. 1310 te Dordrecht. Middelburg, Zierikzee en Haarlem, alsmede
enige aspecten van de plaats van deze kloosters in het stedelijk leven en daarbuiten gedurende de
middeleeuwen. Dordrecht 1977 (Hollandse Studiën 10), 67-6S. 70. In de 14e eeuw bezit de Sint-
Baafsabdij nog wel 80 geniet grond in hel Quaalambacht, het stadsambacht van Zierikzee.
H.G.Hamaker (ecl.), De rekeningen der grafelijkheid van Zeeland onder het Henegouwse huis. 2
dln, Utrecht 1879-1880 (Werken Historisch Genootschap, nieuwe reeks 29, 30). dl. 2, 77.
23. Dekker, Zuid-Beveland, 72 noot 8S: Van Heeringen, Archeologische kroniek 1991, 139-141.
24. Kuipers, De bodem van Schouiven-Duiveland en Hooien, 34-35, 41. 44; Kuipers, Zierikzee op
terpen gebouwd?, IS-22.
25. Koch. Kruisheer. OHZ, dl. 1. nr. 55. Vgl. voor het water de Zonnemare, Henderikx, Ringwalbur-
gen. 74-75. en voor het gelijknamige domein, Dekker. Sint-Baaf, 61-62.
26. Men beschouwe al deze cijfers overigens slechts als een heel grove indicatie. In een groot deel
van de grafelijke oorkonden uil de 13e eeuw wordt namelijk geen plaats van uitvaardiging
genoemd.
27. Annales Egmundenses. in: O. Oppermann (ed.), Fontes Fgmundenses, Utrecht 1933 (Werken
Historisch Genootschap, dercle serie 61). 111-208, m.n. 198.
28. Koch, Kruisheer, OHZ, dl. 1, nr. 306.
29. Vgl. E. van Wijk, Bewogen van eb en vloed. Getijmolens, in bel bijzonder die van Middelburg,
Goes 1995. en de daar genoemde literatuur.
30. Destijds nam ik aan - Henderikx, Bedelordeklooslers, 70 en noot 89 aldaar - dat de oorkonde van
1220, ondanks het gebezigde meervoud molendina acpiatica. slechts doelt op één molen. Terecht
echter is opgemerkt door S.F.Kuipers, Van Molenwater via Schuithaven naar Houwer. Een stukje
stadsplanologie van Zierikzee in vroegere eeuwen. Kroniek van het land van de zeemeermin
22