DE ADEL OP SCHOUWEN EN DUTVELAND CIRCA 1340 Middeleeuwse edelen, van groot tot klein door W.H. Lenselink De middeleeuwse adel vormde een aparte stand, met eigen voorrechten. Maar kun je alle edelen ook over één kam scherenBij het wat nauwkeuriger bekijken van de edelen op Schouwen en Duiveland, blijkt dat er in 1340 zo 'n 450 namen zijn te vinden van mannelijke leden van adellijke families. Maar het machtsgebied van de gebroeders Floris en Arnoud van Haamstede was meer dan 40.000 keer zo omvangrijk als dat van Wayn Rissenzoon uit Ellemeel. Daar zat dus nogal wat verschil in. De Van Haamstedes beheersten een kwart van de beide eilanden, terwijl Wayn zijn gezag kon laten gelden overeen achtertuin.' De begrenzing van Zeeland Door Floris "de Voogd', oom van en regent voor de minderjarige graaf Floris V, is het recht voor het Zeeuwse platteland in een keur - een verzameling rechts regels - vastgesteld, waarschijnlijk in oktober 1256.2 De edelen tussen Bomisse en Heydiinszee hadden zelf de regels genoteerd, waarna de Voogd en de burggraaf van Zeeland, Hendrik van Voorne, deze hebben bekrachtigd. Deze begrenzing kwam ook al voor in de keur voor de stad Middelburg uit 1217. De Bornisse, in het noordoosten, was een kreek die Putten van Voorne scheidde. De Hedensee, in het zuidwesten, was een water op het eiland Wulpen bij Cadzand. in de monding van de Honte, en diende als grensaanduiding met Vlaanderen. Hoorde de heerlijkheid Voorne, hel rechtsgebied van de heer van Voorne, indertijd dan ook bij Zeeland? Eigenlijk is deze kwestie niet van groot belang, omdat de heer van Voorne een landsheer-in-het-klein was. Hij bestuurde zijn gebied. Oost- en West-Voorne, als een onafhankelijk heer, hoewel hij formeel leenman van de Hollandse graaf was; de graaf hief er geen schot of bede - een algemene grondbelasting waarop we later zullen terugkomen. Verder was hij burggraaf van Zeeland (tussen de Bornisse en de Hedensee) - een functie die, naar mijn mening, in 1204 ingesteld zou kunnen zijn.' De bevoegdheden van de burggraaf waren overigens beperkt. Ze hadden vooral te maken met het hand haven van orde en rust. Eventueel kon hij, op speciaal bevel van de graaf, de hoge vierschaar presideren, de rechtbank van leenmannen voor de zaken die niet aan de plaatselijke gerechten werden overgelaten. De inkomsten die aan het burggrafelijke ambt waren verbonden, waren daarentegen aanzienlijk: 1/8 deel van alle grafelijke inkomsten uit 'bewesten Schelde' en 1/4 uit 'beoosten Schelde'; in 1328 werd dit beperkt tot de inkomsten uit de jaarbede (de grafelijke grond belasting). Daarnaast hadden de Voornes ook buiten hun heerlijkheid uit gestrekte bezittingen in Zeeland, langs de Merwede en langs de Linge. De heer van Voorne had zo op zijn beurt weer tientallen leenmannen op bijvoorbeeld Schouwen en Duiveland.' Een tweede kwestie doet zich voor als we de onderverdeling van Zeeland ten zuiden van de Grevelingen bekijken. In de bronnen is sprake van Zeeland 'beoosten' Schelde en Zeeland 'bewesten' Schelde. Met de Schelde werd in de middeleeuwen de huidige Oosterschelde bedoeld. Tot beoosten Schelde werden o.a. gerekend de eilanden Schouwen, Duiveland, Scherpenisse, Stavenisse, Sint- 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1997 | | pagina 29