over, dat veel ambachten ongesplitst zijn gehouden. Soms was een ambacht in handen van vier of vijf broers. Het aantal ambachtsheren op Schouwen, in 1340, was plusminus 300. Op Duiveland waren er in dat jaar 96 ambachten en ongeveer 110 ambachtsheren. Omdat er ook nog edelen waren die geen ambachtsheer waren, kan het getal der mannelijke leden van de adel nog wor den verhoogd. Op Schouwen komen we dan in 1340 op minstens 330 en op Duiveland op circa 115, samen zon 450 edelen in 400 ambachten. We kunnen er dan ook zeker van uitgaan, dat bij nauwkeuriger tellingen er voor heel Zeeland nog meer dan 1300 namen te voorschijn komen van mannen die tegelijkertijd tot de adelstand gerekend moeten worden. Als we de (merendeels niet te achter halen) vrouwelijke leden van deze families er nog bij zouden tellen, gaat het dus om een getal ruim boven de 2600, afgezien nog van de kinderen. Om hoeveel procent van de bevolking het gaat, is niet goed te schatten. Voor Zuid-Beveland is berekend dat het eiland 67.354 schotbare gemeten telde in 1331- Bij een minimum van 250 gemeten ambachts komt Dekker tot veertien De ridderslag, afbeelding afkomstig uit W. te Water. Het Hoog adelyk, en acleliyk Zeelant. Middelburg, 1761 families, die met 45.449 gemeten 67% van het eiland beheersten. Hiertoe behoor den o.a. de heren van Kruiningen, van de Maalstede, van Beaumont, van Borsele en van Reimerswaal. Als we deze werkwijze voor Schouwen in beoosten Schelde toepassen, zien wre in de rekening van 1340, afgezien van de stad Zierikzee (met 3257 gemeten). .T<-,N| Gii.:r.T3.sy.N" 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1997 | | pagina 36