De adel op Duiveland in 1339-1340 De situatie op Duiveland is in zeker opzicht te vergelijken met die op Schouwen. Ook hier zien we een groot aantal ambachten: 86 in 1339 en 96 in 1340. De fami lies met meer dan 250 gemeten ambachtsbezit namen samen 52% in 1339 en 54% in 1340 voor hun rekening, net zoals op Schouwen dus. De overblijvende 71 families (in 1340: 77) moesten genoegen nemen met een ambacht van minder dan 250 gemeten. Het aantal zeer kleine ambachten, tot 10 gemeten, was ook op Duiveland aanzienlijk: ruim 16%. Meer dan de helft van alle ambachten was kleiner dan 25 gemeten. Het kleinste ambacht was in Ouwerkerk dat van Splinter Machteldenzoon: 2 gemeten en 150 roeden, maar hij had ook nog 3 gemeten en 90 roeden in Nieuwerkerk. Slechter gesteld was het dan nog met Heine en Lem, zonen van Oelaerd, die samen 3 gemeten en 75 roeden te besturen hadden, zo'n 1,4 hectare - een gebiedje voor ieder dus ter grootte van een voetbalveld. Een opvallend verschil met Schouwen vormt het aandeel van het 'vrije', waarover dus geen belasting aan de graaf afgedragen hoefde te worden, maar waarvan de belastingopbrengst aan de ambachtsheer toekwam. Op Schouwen beliep dit 5%, maar op Duiveland 52%. Deze situatie is dus meer te vergelijken met bewesten Schelde, waar Dekker op ongeveer 40% uitkomt. Zijn verklaring voor het feno meen 'vrije' is, dat de graaf in hel midden van de dertiende eeuw had ge probeerd opstandige edelen in bewesten Schelde - die wellicht hun toevlucht tot de Vlaamse graaf zouden zoeken - te paaien met een financieel voordeel.18 Deze verklaring kan voor Duiveland, in het niet betwiste beoosten Schelde, moeilijk opgaan. Misschien dat we hier toch meer moeten denken aan een beloning voor de inspanningen bij de bedijking? Vrijwel alle Duivelandse ambachtsheren had den zo'n vrij gedeelte, al was er geen vast percentage. Lauwe, zoon van Pieter Spernaghelszoon had ruim 64 gemeten ambachts, waarvan er 46 vrij waren (71%). De kinderen van Waddin Heynenzoon hadden ook ruim 64 gemeten, maar daarvan was 'slechts' 49% vrij. Er waren enkele heren met een geheel vrij ambacht, zoals Lem Bouwen zoon, bijna 14 gemeten, en een paar heren zonder 'vrije', zoals de al genoemde Splinter Machteldenzoon. De grote heren waren niet echt bovenmatig begiftigd met zo'n belastingvoordeel. Voor de heren van Haamstede was 61% vrij; voor Jan van Beaumont, de broer van graaf Willem III. 16%; voor de kinderen van Willem Janszoon 60% en voor de kinderen van Jan Wissenzoon 49%. Jan van Beaumont en Floris en Arnoud van Haamstede behoorden alle drie tot de top van de gewestelijke adel. Zij vervulden talrijke functies in dienst van de graaf en waren vaak in zijn omgeving te vinden. We zagen al dat de Van Haamstedes op Schouwen een kwart van het eiland als ambachtsbezit hadden; op Duiveland was dit 18%. Maar wie waren dan Willem Janszoon en Jan Wissenzoon, van wie de kinderen de ambachten merendeels ongesplitst bezaten? Hier doet zich het probleem van de naamgeving duidelijk voor. Er waren in dezelfde tijd meer personen die zo'n eenvoudige naam droegen. Jan Wissenzoon is wel te traceren, maar vlakbij was er ook zo iemand, die grafelijk baljuw (schout) van Zierikzee was in de jaren '20 en ook grafelijk rent meester van Zeeland beoosten Schelde tussen 1324 en 1331. We hebben hier echter te maken met Jan Wissenzoon 'van Bordendamme', een aanzienlijk ambachtsheer op Noord-Beveland en zwager van Matthijs en Clais Rengerszoon.1'" Gelukkig komt er ook een Jan Wissenzoon met de toevoeging 'uit Duiveland' voor.20 In 1327 werd hij beleend met goederen te Westkerke op Scherpenisse, die 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1997 | | pagina 39