aan de graaf waren vervallen na het overlijden van Gerard, een bastaardzoon van Floris V.-1 In de rekening van 1339 blijken de kinderen van deze Duivelandse Jan Wissenzoon inderdaad een flink ambachtsbezit in Westkerke te hebben, ongeveer 1180 gemeten (87% van het eiland), terwijl de bastaarddochter van de zojuist genoemde Gerard, Catelijne van der Westkerke, er ook nog enige rechten had. De twee Jannen Wissenzoon komen we allebei tegen als leenmannen die van de heer van Voorne, burggraaf van Zeeland, een bedrag uit de jaarbede kre gen. In beoosten Schelde ontving de burggraaf immers 1/4 van de opbrengst daarvan. Jan van Bordendamme kreeg zo ruim 1 mark (ongeveer 2]/i pond tornoysen) en Jan uit Duiveland 3 mark (ongeveer ól/2 pond tornoysen)." De rekeningen bevatten nog andere inkomsten en uitgaven naast die betreffende de beden. Zo waren er bijvoorbeeld inkomsten uit de gorzen, die belast werden met een bedrag in geld of met kazen en weders (rammen). Zo hadden de kinderen van Jan Wissenzoon uit Duiveland een aandeel in het gors van de Mare. Ze hielden zich ook bezig met de moernering in de nog niet geïdentificeerde Potewaerd. We zien dus dat de adel niet alleen leefde van bestuurswerk, maar zich ook bezig hield met het ondernemerschap. Een andere grootheid op Duiveland was Willem Janszoon. Ook over hem zijn meer gegevens. In 1343 was sprake van een uitbetaling van een grafelijke rente in Malland. die in leen was gegeven aan "Willem Janss. uut Duveland jof zinen nacomelinghen".25 Het ging inmiddels wel om Willems drie zonen Boudin. Hughe en Jan. Bovendien was Willem, en later zijn zoons, leenman van de heer van Voorne voor ruim 233 gemeten grond op Duiveland.-1 Waarschijnlijk in de hoe danigheid van Voorns leenman, was Willem in 1337 aanwezig bij de belening van Machteld van Voorne en haar echtgenoot Dirk van Valkenburg met de heer lijkheid Voorne en het burggraafschap van Zeeland, na het overlijden van haar vader Gerard. Willem mocht toen in het gezelschap verkeren van onder anderen graaf Willem IV, de nieuwe burggraven, Jan van Beaumont, diverse heren van Borsele, de heren van Haamstede en Bollaerd Bollaerdszoon.23 In hetzelfde jaar maakte hij als lid van een commissie van aanzienlijke heren, onder wie de ridders Clais Kervinc van Reimerswaal en Raas van Kruiningen, bekend, dat de Noord-Bevelanders gevraagd hadden om hulp van de graaf bij het weer droog maken van het ondergelopen land.2" Wellicht is het ook deze Willem Janszoon die samen met onder anderen Arnoud van Haamstede in april 1337 werd aan gewezen als arbiter in grensgeschillen tussen Zeeland en Vlaanderen, zoals Floris van Haamstede en Bollaerd Bollaerdszoon deze functie kregen voor de geschil len tussen Zeeland en Brabant.27 In de rekening van 1339 komen we ook nog Pieter en Bartholmeeus, zonen van Clais Gelemanszoon, tegen, met bijna 235 gemeten ambachts. Net niet genoeg dus voor de grens van 250 gemeten om bij de relatief grotere heren te horen. Maar in de rekening van 1340 blijken ze nog twee broers te hebben: Gillis en Boudin, met samen 185 gemeten. Als we dit optellen, komen we wèl boven de 250. Hoe de vererving op de vier broers is gegaan, kunnen we niet precies vaststellen, maar opvallend is wel dat Bartholmeeus 92 gemeten en 121 roeden had en Gillis en Boudin samen 184 gemeten en 242 roeden, dus ieder ook 92 gemeten en 121 roeden. De vierde broer, Pieter, had exact 50 gemeten meer: 142 gemeten en 121 roeden. Het 'vrije' was voor Pieter en Bartholmeeus samen 111 gemeten en 33 roeden, terwijl Gillis en Boudin ook precies deze oppervlakte als vrij land hadden. Het lijkt nu waarschijnlijk dat Pieter naast zijn vaderlijk erfdeel 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1997 | | pagina 40