18de eeuw) is de begane grond-schouw omgedraaid t.b.v. een aanbouw tegen
de noordgevel (afb. 3).
Rechts van de haard op de verdieping zit een eiken latei en bijbehorende hoek
van een verdwenen venster in de noordgevel.
Het kruisvenster in de oostgevel is vrijwel compleet en toont aan stijlen en
onderdorpels van de bovenramen een andere (wat latere) profilering als het
kruisvenster uit de vroegere houten gevel van het buurpand.
De noordgevel bestaat tot ca. 1 meter boven de zoldervloer uit moppen. Het
moppenmetselwerk toont aan de vroegere buitenzijde (waar het in koppenver-
band is gemetseld) nog de gave oorspronkelijke voegafwerking. Daarboven toont
de gevel de kleine steen die de muren van Zierikzee uit de 16de en 17de eeuw
zon karakteristieke kleur geeft. Oorspronkelijk was deze gevel als tuitgevel met
vlechtingen, eindigend met een forse schoorsteen, uitgevoerd.
In de 17de of mogelijk pas in de 18cle eeuw is dit noordelijke huis op alle
niveaus verbonden met het zuidelijke huis door de tussengevel volledig weg te
breken, waarbij de balklagen door nieuwe gebinten werden opgevangen.
De kap van het zuidelijke huis werd in de '18de eeuw gesloopt en vervangen
door een lagere kap in het verlengde van die van het noordelijke huis. De tame
lijk knullig uitgevoerde spantconstructie voor deze veranderde kap zou door een
18de eeuwse meester-timmerman hoofdschuddend bekeken zijn.
Samenvatting
Samenvattend kan gesteld worden dat beide huizen een uiterst boeiende bouw
geschiedenis hebben, waarbij aanvankelijk sprake was van woonhuizen met een
bescheiden luxe. Bouwhistorisch onderzoek (met inbegrip van enig bodem
onderzoek) had bovengeschetste ontwikkeling gedetailleerd kunnen reconstrue
ren. De resultaten van deze bouwhistorische verkenning kunnen nog verder
ingekleurd worden met gegevens uit archivalische bronnen, wraarin meer te
vinden zal zijn over het gebruik en de bewoners.
Gelukkig is het dubbele huis na de casco-restauratie - waarbij veel van het oor
spronkelijke houtwerk bewaard is gebleven - ook voor de toekomst een docu
ment van de ontwikkeling van het kleine huis in het nog nauwelijks
onderzochte, maar uiterst boeiende gebied tussen Vlaanderen en Holland.
Voor hulp en medewerking dank ik de heer mr. G. Nijland de eigenaar, de heer
J.K. van Baaien van de gemeente. Ellen Vreenegoor en Bas Oele van het
Provinciaal Depot voor Bodemvondsten, Judith Leurs van het Archeologisch en
Bouwhistorisch Centrum en Dirk de Vries van de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg.
Alle tekeningen zijn gemaakt door B.J.M. Klück
50