in de Zeeuwse kustwateren en zeegaten werd uitgeoefend, blijft in dit artikel
buiten beschouwing.
In Zeeland, Holland en Vlaanderen was de haringbuis het meest gebruikte
scheepstype dat in de haringvisserij werd gebruikt. Met drijfnetten werden de
haringscholen opgewacht, gevangen en aan boord gebracht. De vangst werd op
dek geselecteerd, waarna de haring werd gekaakt en gezouten. Hierna kon het
Brouwershaven aan he! begin 17cle eeuw. Iel op het grote aantal masten van vissersschepen in de
haven. (Kopergravure coll. Gemeentearchief Scbouwen-Duiveland)
net opnieuw overboord. Zo?n drijfnet bestond uit 45 netten, die aan de boven
kant aan elkaar waren verbonden door een lange kabel, de reep. Netten en reep
werden drijvend gehouden door tonnen. De lengte van een drijfnet bedroeg al
gauw 1.350 meter. Het vangstgebied van de haringbuizen was de Noordzee. In
de maand juni voeren de buizen naar visgronden bij de Shetland- en Orkney-
eilanden. Daarna volgde de vissers de haringscholen die in zuidelijke richting
langs de Schotse en Engelse kust naar het Kanaal zwommen.
Na afloop van het haringseizoen volgden de kabeljauw-, schelvis- en scholvisse
rij. In de maanden januari, februari en maart kwam de kabeljauw in grote getalen
voor in het zeegebied dat zich uitstrekte van de Vlaamse banken tot aan de
Haaksgronden bij Den Helder. Daarna werd hoofdzakelijk bij de Doggersbank
gevist. Bij deze visserij werden vooral hoekers en soms ook buizen en pinken
ingezet. Het vistuig van de hoekers bestond uit talloze lijnen met ongeveer 4.000
haken die elk van aas waren voorzien. Als aas werden prikken of lampreien
gebruikt. Veel kooplieden uit Brouwershaven en Zierikzee verdienden een goede
boterham met de handel in prikken. De meeste vissersplaatsen uit het
52