gaf. Dankzij slechte soldijbetaling sloegen de Spaanse soldaten aan het muiten. Op 3 november 1576 verlieten zij Zierikzee en Schouwen-Duiveland. Het eiland kwam vanaf dat moment definitief in handen van de opstandelingen. De gemakkelijke verovering van Brouwershaven in 1575 was voor de Staten van Zeeland aanleiding de stad te versterken. In 1582 kreeg Brouwershaven toestem ming om fortificaties aan te leggen. Ondanks een eerste aanzet in 1587 startten de werkzaamheden pas in '1590. Het havenhoofd werd versterkt, de stadskern omwald en vijf poorten gebouwd. Toch bleef Brouwershaven een bedreigd punt. Geregeld deden geruchten de ronde dat de vijand van zins was iets tegen Brouwershaven of omgeving te ondernemen. Keer op keer bevalen de Staten van Zeeland verscherpte controle bij de vestingwerken en toegangspoorten. Wachten-te-paard moesten de kust strook bewaken. Met uitzondering van het zeevarend volk werden alle bewoners bij de bewaking ingeschakeld. Veelal bleef het bij loos alarm. Onveiligheid op zee Gedurende de zestiende en zeventiende eeuw waren de landen rond de Noordzee voortdurend met elkaar in conflict. De Noordzee werd daarbij in toe nemende mate een slagveld' waarvan vooral de zeevisserij de dupe werd. Voor '1568 Zo hadden de oorlogen tussen Spanje en Frankrijk in de eerste helft van de zes tiende eeuw grote gevolgen voor de Zeeuwse visserij. Franse kapers, soms gesteund door hun Schotse bondgenoten, lagen voortdurend voor de Zeeuwse kust op de loer, brachten schepen op en belemmerden zelfs veelvuldig het uitlo pen van de vissersschepen. De trage en vaak onbewapende haringbuizen waren een gemakkelijke prooi voor deze kapers en andere zeerovers. In 1546 was een zekere Cornelis van Calis voor de Zeeuwse kust actief. Hij deed zich voor als een Schot en beroofde veel vissers van hun vangst en kleding. Door storm werd zijn schip het Veerse Gat ingejaagd. In Veere werden hij en zijn maten door zijn slachtoffers herkend. Zij werden gevangen genomen. Het grootste deel van hen eindigde hun leven aan de galg. Enkelen werden gegeseld en verbannen. De overheid deed er alles aan om dit soon situaties te voorko men. Voor zover mogelijk werd de visserij enigszins beveiligd met oorlogs schepen, de zogenaamde convooiers. Een jaar later gingen de Staten van Zeeland akkoord met een belastingheffing op aangevoerde haring en zoutraffinage. Uit de opbrengsten konden de convooiers worden betaald. In de loop van 1550 werden er voor de Zeeuwse visserij zelfs acht uitgerust. 1568-1572 Gedurende de eerste Opstandsjaren belemmerden in eerste instantie de Watergeuzen en Engelse en Hugenootse kapers de visserij van Zeeland. De eerste berichten over acties van Watergeuzen in de buurt van de stad of tegen vissers van Brouwershaven dateerden van 1569- Geuzenkapitein Jan Janszoon Troyen was toen actief in het Brouwershavense Gat. In datzelfde jaar werden Jan Claaszoon. Anthonis Jacobszoon en Pieter Meeuwen op zee geplunderd, waar door zij gedwongen waren hun nering vroegtijdig te beëindigen. Twee jaar later werden de schepen van Leendert Corneliszoon en Cornelis Aartszoon onder de Schotse kust in het voorjaar van 1571 gekaapt door geuzenkapitein Johan Simonszoon van Westkapelle. Voor beide stuurlieden eiste hij een losgeld van 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1997 | | pagina 60