200 gulden. Tot betaling kwam het echter niet. Onder de Groningse kust werden zij met enkele andere Zeeuwse vissers in mei 1571 bevrijd. Andere vissers uit Brouwershaven kozen het zekere voor het onzekere en voeren lang voordat het vangstseizoen ten einde liep naar huis. Evenals in 1550 werden door Alva met wisselend succes convooiers in zee gebracht om de vissers tegen de Watergeuzen te beschermen. De veiligheid op zee keerde pas terug toen in 1572 Vlissingen, Veere, Brouwershaven en Zierikzee de kant van de opstandelingen kozen. Vissers uit deze plaatsen hadden daarna geen last meer van de Watergeuzen. 1583-1648 In 1583 kwam op zee aan deze betrekkelijk veilige situatie een einde. Duinkerken en de Vlaamse kuststrook werden door Spaanse troepen heroverd. Vanuit Duinkerken werden al snel kaperschepen uitgerust om onder andere de visserij van de opstandelingen te treffen. Duinkerker kapers namen het roer van Duinkerks fregat, ingekrast in het Gravensteen te Zierikzee. coll. Gemeen tearcb ief Scha u we) i -Du ivela ui) de Watergeuzen over. Zeevisserij werd, zoals we in het vervolg zullen zien, een hachelijke zaak. Tijdens het verdere verloop van de Tachtigjarige Oorlog liepen steeds meer kaperschepen in zee. De aantallen varieerden van enige tientallen tot bijna honderd kaperschepen. Door de grote onveiligheid op zee durfden vissers geregeld niet uit te varen. In 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1997 | | pagina 61