'jongeheer' en vroeg of ze wel gezond waren en klopte ze op den schouder, dat
Bavink zijn zijen hield van 't lachen.' Die houdt niet zijn hoge hoed vast, zoals
een Duitse vertaler eens veronderstelde; nee. hij heeft pijn in z'n zij van de pret
over de manier waarop Japi de Zeeuwen in de maling neemt.
Wellicht hebt u tijdens het lezen van bovenstaand citaat even verbaasd opgeke
ken bij de naam 'dikke Jan'. Bedoeld is natuurlijk de markante Sint
Lievensmonstertoren. die. naar elke Zeeuw mij verzekert, in de wandel nooit
anders dan 'de dikke toren' wordt genoemd. Maar misschien was dat vroeger
anciers? Nescio heeft het bij voorbeeld in het verhaal 'Een lange dag' zonder ver
dere uitleg over 'de Sint Jan' als hij de Haarlemse Sint Bavo bedoelt, en
Haarlemmers kunnen, naar mij is verteld, in een gemoedelijke bui over hun toren
spreken als 'Jan met de hoge schouders'. Het grote Woordenboek
der Nederlandscbe laai laat ons aanvankelijk onder Jan' lelijk in de steek,
maar geeft een aanknopingspunt onder de 'Bijvoegsels en verbeteringen' in
deel VII, 1 (uit 1926): 'LangeJan, volksnaam voor een hoogen toren, als de lange
Jan van Amersfoort (de O.-L.-Vrouwentoren)'. Als een hoge toren 'lange Jan'
genoemd kan worden, ongeacht de heilige wiens (of zelfs wier) naam hij draagt,
71