zou een korte, stevige toren in de volksmond dan niet 'dikke Jan' kunnen heten? Terug naar De uitvreter. Vastgesteld moet worden dat in de eerste twee hoofdstukken van dat verhaal niet Schouwen, maar Walcheren centraal staat. Dat is in zekere zin wel logisch, want reizigers uit Amsterdam, de stad van Nescio, gingen anno 1910 öf per trein meteen naar Middelburg, of met de trein naar Rotterdam en dan met hinkstapsprongen verder: eerst de tram naar Numansdorp, dan de veerboot naar Zijpe en tenslotte de tram naar Zierikzee. Vandaar vertrok men al gauw naar het natuurschoon van Walcheren, getuige het volgende gesprek: 'Moet u naar Zierikzee?' vroeg Japi. 'Dat wil zeggen,' zei Bavink, 'ik ga vanavond door naar Veere." Schouwen bevindt zich in Nescio's werk dus voor namelijk aan de horizon. Prachtig wordt in De uitvreter het wijdse panorama beschreven vanaf de toren van de grote kerk van Veere, door Nescio nog met zijn oude naam 'het Hospitaal' aangeduid, en vervolgens het uitzicht vanaf het Zuiderhoofd in Veere, bij de Campveerse toren. Het is een wereld van eb en vloed, die nu, na de bouw van de Oosterschelde-stormvloedkering en de afsluiting van het Veerse gat, niet meer zo bestaat: Urenlang zaten ze samen op 'I clak van 'l Hospitaal en keken over Walcherenover de Kreek en 't Veergat en den ingang van de Oosterschelde en de du in en va n Schou wen En daar had je dikke Jan ook weer, den toren van Zierikzee. nu in 't Noorden. En daar had je Goes en Lange Jan, den toren van Middelburg, de spil van Walcheren, het hart dier wereld. En 7 tij kwam in en 'I lij ging uit; 7 water rees en viel. En iederen avond kwam de manke havenmeester en maakte eerst 7 groene lichtje aan op 7 Noorderhoofd, de palenwering; en dan kwam i daar af, dan moest i om 7 heele haventje heen en dan zag je 'm weer bij den toren en dan maakte- n-i hel houten hek open en klom de houten trap op en stak ook 7 licht aan den toren aan. En dan zei Japi: 'aliveer een dag, meester,' en dan zei de manke havenmeester: Ja mijnheeral weer een.' En als je dan naar den kant van Schouwen keek, dan zag je 7 draaiende licht aan- en uitgaan. En een uur weg naar zee lag de lichtboei en scheen en doofde. En 7 water klotste en rees en daaldeen door de nacht schoof de zon die je niet zag door 't Noorden. En 7 laatste licht van den dag schoof mee door 7 Noorden en werd 7 eerste licht van den nieuwen morgen. Zoo raakte de eene dag aan den anderen, zooals dat in Juni altijd, is. In een onvoltooid verhaal, dat vroeger dan De uitvreter werd geschreven, staat de hoofdpersoon 's avonds op datzelfde havenhoofd van Veere en hij hoort de zee: Op 7 noorderhoofd scheen de kleine groene lantaarn kalm in de onrustige zomernacht. 7 Licht van Schouwen ging uit en aan, in de verte scheen de lichtboei, het water klotste en kabbelde, af en toe slak de wind wal sterker op. Verder op aan den haven klepperde iemand over 7 plankier. Aan de kaai riep iemand 'Goeien avond'. Toen werd 7 weer stil. De wind liep iets naar 7 Noorden. Anderhalf uur ver brak de zee op de plaat. Daar op 7 sleenen hoofd klonk zwak. 7 machtige dreunen van de branding uil cle verte. Naast de manke havenmeester van Veere - ongetwijfeld een historische figuur - heeft Nescio nog een andere bewoner van Walcheren vereeuwigd: de politie agent van Middelburg. Hij komt voor in een onvoltooide passage die niet in De uitvreter is opgenomen. Japi-de-uitvreter, melancholiek en enigszins aange- 72

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1997 | | pagina 74