de schrijver gedurende de jaren 1946 tot en met 1955 gemaakt heeft: voorna melijk wandel- en fietstochten in de omgeving van Amsterdam, maar ook meer daagse reizen naar zijn buiten Amsterdam wonende dochters, beschrijvingen van vakanties in het Noord-Hollandse Groet, en excursies naar de gebieden van zijn voorkeur: het IJsselland, het Montferland, Noord- en Zuid-Limburg en Zeeland. De eerste, nog zeer summiere beschrijving van een reis naar Zeeland dateert van september 1946 en bevat voornamelijk observaties over de oorlogsschade op Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen (natuurlijk voor zover die al lopend en vanuit het openbaar vervoer kon worden waargenomen): 'Regenachtig Walcheren ziet er uit kaal met wat dooie boomen als een nieuwe ontginning in Drenthe'. Op 1 en 2 juli 1947 was Nescio met een van zijn dochters op 'Goeree en Afzettersvee' om een vakantieverblijf te huren. Hij gaf een komische beschrijving van die zoektocht: Gezicht op hel centrum van Zierikzee. (coll. Gemeente Archief Schouwen-Dniveland.) Je liep je gammel door hel rulle zand. want al die adressies lagen zoo ver uit elkaar en niemand wist iets. Je kon overal voor nix naar W. Westhoeve vragen tot er eindelijk een op de gedachte kwam dat je Woud van Jopje bedoelde en eerst was er 1 gele steen en molen uil 1846 en toen stond clie molen in eens ergens en daar leek 't net op waar we een paar uur tevoren waren geweest en toch ook weer niet en toen was daar een kerkhof, nou, dal hadden we zeker eerst niet gezien, jij ziet toch ook duidelijk een kerk hof?' Ja, dat was er vanmiddag niet.En we kwamen in de war en toen waren er 2 precies de zelfde molens uit 1846. Maar soms was er in ééns maar weer één, wat allemaal bezwaarlijk was.

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1997 | | pagina 77