HET ONTSTAAN EN DE VROEGSTE
ONTWIKKELING VAN ZiERIKZEE (TOT CA. 1300)
door P.A. Henderikx
Voor wie in de binnenstad, van Zierikzee loopt en de vele oude woonhuizende
stadspoorten, bet stadhuis en de Sint-Lievensmonstertoren bekijkt is bel duidelijk:
in deze stad. is veel uit het verleden bewaard gebleven, bier en daar zelfs uit een-
ver verleden. Niettemin zouden wij in het Zierikzee van rond. 1300, wanneer wij
dal konden bezoekennauwelijks meer iels herkennen; immers, zelj's de
alleroudste gebou wen, de Zuidhavenpoort, en de Nobelpoort, dateren van na 1300.
Slechts één ding zou ons enigszins vertrouwd voorkomennamelijk, het straten
plan. Niet dat rond. 1300 alle uit later tijd bekende straten in de binnenstad al
aanwezig zijn, maar de hoofdlijnen van de ruimtelijke structuur van de stad zijn
in die tijd al wel getrokken.
De lijd voor ca. 1300 is niet alleen voor de ruimtelijke ordening van de stad
essentieel geweest. In de 12e en 13e eeuw, wanneer overal op de Zeeu wse eilanden
de bevolking sterk toeneemt, ontwikkelt Zierikzee zich tot het grafelijk bestuurs
centrum van Zeeland Beoostenschel.de (Zeeland ten noorden van de
Oosterschelde) en tevens tot een handelsnederzetting met brede internationale
contacten. Zierikzee wordt in die periode ook een stad in de juridische zin van het
woord, een plaats met eigen stedelijk recht: van kracht binnen de grenzen van de
zogeheten stadsvrijheid. De tijd voor ca. 1300 is des te intrigerender omdat voor
het: bestuderen van die periode het schriftelijk, bronnenmateriaal zeer schaars is.
Wij zullen dan ook, willen wij ons een globaal beeld kunnen vormen van de
vroegste ontwikkeling van Zierikzeebehalve op schriftelijke bronnen, tevens een
beroep moeten doen op bodem-kundige, archeologische en naamku ndige gegevens.
Daarnaast is, waar het de ruimtelijke structuur betreft, de stadsplattegrond van
Jacob van Deventer van rond 1560 niet uit het onderzoek, weg te denken'
De Gentse Sint -Baqfsabdij en de graaf van Holland
In de loop van het derde kwart van de derde eeuw van onze jaartelling loopt de
bevolking binnen het tegenwoordige Nederland en België sterk terug en raakt
het mondingsgebied. van de Schelde praktisch ontvolkt. Hoogstwaarschijnlijk
zoeken cle bewoners in die tijd een veilig heenkomen in verband met de geweld
dadige invallen van Germaanse stammen in dit deel van het Romeinse rijk.2 Kort
daarna, rond 300 na Chr., breekt een periode aan waarin het veengebied achter
de Oude Duinen van het tegenwoordige Zeeland voor lange tijd aan overstro
mingen wordt blootgesteld. De zee schuurt getijdekreken uit van waaruit klei
wordt afgezet op het aangrenzende veen. Langs de oevers worden kleine
oeverwalletjes gevormd en in de bedding van de kreken sedimenteert tijdens een
geleidelijk veriandingsproces zandige klei en zand, zodat zogeheten kreekruggen
ontstaan. Na enige eeuwen zijn grote delen van het gebied dan weer zó hoog
opgeslibd dat daar opnieuw bewoning mogelijk is, met name op de kreek
ruggen.
De herbevolking begint in het kustgebied op en achter de Oude Duinen. Het
eerst op Walcheren, waar blijkens archeologische gegevens vanaf eind 6e eeuw
een handelsnederzetting heeft gelegen buiten de huidige kust, ongeveer ter
5