organiseert overal plechtige en vroolijke optochten met als slot onveranderlijk het verbranden van alle belastingbiljetten. De weer vrijgekomen N.S.B.-ers (lichte gevallen) bieden de bevolking Duitse en Italiaansche wijnen aan, terwijl in enke le cafe's Japansche geisha's de daarop prijsstellende toeschouwers aangenaam bezighouden. De eenige wanklank is een ter elfder ure afgekomen verbod tot verbroedering met de Mexicanen die paarden hadden gebracht voor de toevloed van nieuw bloed in ons fokmateriaal. De regering gaf verder als haar meening te kennen dat het menschel ijk materiaal in Nederland geen dusdanige verversching nooclig had. Dat Schouwen-Duivelancl niet langer een vergeten eiland is, blijkt uit het feit, dat drommen Rotterdammers en Eindhovenaren over de stranden wandelen, Vanuit. Droomeilcind (tekening Sciskia Eggink-du lïurck) de vele hotels langs de duinen klinkt lustige dansmuziek, af en aan snelt de luxe motortrein der R.T.M. langs de dubbele spoorlijn. Op het vliegveld is het een komen en gaan van allerlei vliegtuigen met vacantiegangers uit alle oorden der wereld. Enkele Armenen bezoeken de huizen, waarin zij jaren geleden te gast waren. Tijdens de feestvreugde wordt bekend gemaakt, dat de burgemeesters van het eiland een telegram zonden aan de minister van Brugverkeer, met het verzoek tot verdubbeling van de Zijpe-brug. Een uur later arriveert deze minister en zegt niet alleen inwilliging van het verzoek toe, doch deelt tevens mede, dat er plan nen zijn voor een tunnel naar Katse Veer. De minister van Landbouw, die zijn collega vergezelt, zegt toe dat van de D.U.W. met louter krijgsgevangenen de boeren niets meer te doen en te betalen hebben en de arbeiders allen maar toezicht behoeven te houden a 50 per uur. Alles zingt en danst en springt, 't is een wirwar voor m'n oude oogen. Ik heb te veel donker bier gedronken, 'k word draaierig. 't Gaat mis met me. Roest helpt de vissers, de landbouwconsulent is weer al op Schouwen en eet te veel zout uit de structuurloze bodem, de dominê is een 139

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1998 | | pagina 141