In de tweede helft van de 13de eeuw zijn zowel Zierikzeese als Middelburgse kooplieden betrokken bij de handel in wollen stoffen, het zogenoemde laken, niet alleen bij de handel in Vlaams en Brabants laken, maar ook bij die in Zeeuws laken. Het gaat hier om pruducten van de lakenindustrie die eind 13de eeuw zowel in Middelburg als in Zierikzee blijkt te bestaan. Wat wij graag zouden weten, is hoe Zierikzee er zo rond 1248 heeft uitgezien. Helaas valt daarover weinig te zeggen. Van de gebouwen uit die tijd staat hele maal niets meer overeind; zelfs de alleroudste nog aanwezige bouwwerken, de Zuidhavenpoort en de Nobelpoort, dateren van na 1300. En ook ten aanzien van een lange periode daarna kunnen wij ons moeilijk een duidelijke voorstelling van de stad maken. Wanneer bijvoorbeeld de excentrieke Engelse dame Margery Kempe eind 1413 op weg naar het Heilige Land vanuit Great Yarmouth over steekt komt zij aan in a gret town hyte Seryce', 'in een grote stad die Zierikzee heet'. Zij verbaast zich dus kennelijk over de grootte van de stad, maar wat zij precies heeft gezien weten wij niet. Wat van het Zierikzee van rond 1248 nog wel herkenbaar is, is het stratenplan; althans de hoofdlijnen van de ruimtelijke structuur van de stad zijn in die tijd al wel getrokken. De oude kern van de stad zal hebben bestaan uit het Gravenhof met het markt veld en de Sint-Lievensmonsterkerk in het westen, en in het oosten uit een meer stedelijke bebouwing langs de Oude Haven, de economische slagader van de partus Zierikzee. Hier staat ook het gasthuis, dat in 1271 voor het eerst wordt ge noemd, en typerend is voor een handelsnederzetting; het diende vooral voor liet huisvesten van zieke reizigers en kooplieden. Daartussenin, tussen de Dam en de kerk is er in de 13de en vroege 14de eeuw eveneens stedelijke bebouwing. In 1248 staat hier langs de Meelstraat het stedelijke vleeshuis, en niet veel later, begin 14e eeuw wordt in dit gebied, maar dan meer naar de kerk toe, een laken hal genoemd, evenals, eveneens typisch stedelijk, een lombardhuis, het kantoor van zogeheten lombarden, bankiers uit het Noord-Italiaanse Lombardije. Te zamen lijkt het erop dat het grafelijk centrum en het oudste deel van de stedelij ke nederzetting zich bevinden langs de haven en op de grote kreekrug die de stad van oost naar west doorsnijdt. Ten noorden daarvan liggen de twee watermolens die al in 1220 bestaan. Het zijn getijdenmolens zoals die er in bijna alle havenplaatsen in het getijdengebied zijn geweest. In Zierikzee hebben ze gestaan in de Schuithaven, die verbonden was met de Oude Haven: één ter plaatse van de straat die ook nu nog Water molen heet, en een tweede waarschijnlijk bij de Mol. Ten noorden van de noor delijkste van de twee zal oorspronkelijk het bijbehorende molenwater hebben gelegen. Jonger dan de bebouwing op de centrale kreekrug is vermoedelijk die in het zuidwesten van de stad, waar straatnamen als Raamstraat en Weverstraat samen hangen met de opkomst van de lakennijverheid in de late 13de eeuw. Ook in het zuidoosten is de bebouwing jonger. De Nieuwe Bogaardstraat en omgeving wordt daar in 1368 en later Nieuwe Poort genoemd, hetgeen zoiets betekent als nieuw stadsdeel. Typerend voor de stedelijke ontwikkeling is de vestiging in de 13de eeuw van een begijnhof en twee bedelordekloosters in de stad, een franciscaner- of min derbroedersklooster en een dominicanen- of predikherenklooster. De bedelorden richten zich op preken en zielzorg, en zijn conform hun armoede-ideaal afhanke- 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1998 | | pagina 20