ren van Vlaanderen voor zover dat onder het Duitse rijk werd gerekend. Willem
II wees dit Rijks-Vlaanderen toe aan zijn zwager Jan van Avesnes. Daarop volgde
een oorlog, die voor Holland een gunstig verloop had. Op Walcheren leed het
Vlaamse leger een zware nederlaag waarbij de beide zoons van Margaretha in
handen vielen van hun halfbroer Jan van Avesnes. Een wapenstilstand maakte in
1235 een eind aan de vijandelijkheden.
Willem II, die op het toppunt van zijn macht stond, werd door de paus uitgeno
digd zich in Rome tot keizer te laten kronen. Alvorens dat te doen besloot hij
nog een expeditie te leiden om de Westfriezen te onderwerpen. Daarmee deed
hij recht aan wat over hem werd gezegd: hij was een dappere ridder, die van
kind af aan meer de hardheid van het ijzer liefhad, dan de glans van het goud.
De tocht in West-Friesland werd Willem II fataal. Op 28 januari 1256 kwam hij
om. De 30-jarige Willem was vooruit gegaan, op een zwakke plek door het ijs
gezakt en door de Westfriezen doodgeslagen. Pas daarna ontdekten zij wie ze
hadden gedood en in paniek begroeven zij het lijk onder een haardplaat in een
boerderij in Hoogwoud. Daar zou zijn zoon Floris V het ruim 26 jaar later terug
vinden. De stoffelijke resten van Willem II vonden hun laatste rustplaats in de
abdijkerk in Middelburg.7
Stadsrechten
Het verlenen van stadsrechten vormde een opvallend moment in de gestage
groei van nederzetting tot een plaats van betekenis. In tegenstelling tot wat vaak
gedacht wordt, houden stadsrechten geen direct verband met uiterlijke kenmer
ken van de nederzetting. Het hebben van muren, poorten en grachten behoorde
in strikte zin niet tot de stadsrechten.
Stadsrechten hebben betrekking op de juridische status. Ze bevatten regels en
bepalingen voor het bestuur, de rechtspraak en de inwoners. Door middel van
de verlening van stadsrechten kreeg de nederzetting eigen rechtsregels, waardoor
de gemeenschap werd losgemaakt uit het omringende platteland. Voor het func
tioneren als stad was eigen rechtspraak essentieel. P.H.D. Leupen definieert het
stadsrecht 'als een aantal rechten van wisselende samenstelling en omvang, met
bepalingen ten aanzien van bestuur en rechtspraak, met economische en fiscale
rechten en verplichtingen, met wetgevende bevoegdheden, met rechten ten aan
zien van de persoonlijke status van de inwoners en zo meer1.8
In tegenstelling tot Vlaanderen dateren de oudst bekende stadsrechten in Holland
en Zeeland eerst vanaf de 13de eeuw. Voorop gaat Geertruidenberg (1213),
gevolgd door Middelburg (1217) en Dordrecht (1220). Even opmerkelijk is het
ontstaan van stadsrechtfamilies. Een bestaand stadsrecht werd, met de nodige
aanpassingen, overgenomen door andere plaatsen. Het stadsrecht van
's-Hertogenbosch uit omstreeks 1195 en sedertdien enkele malen uitgebreid, was
ontleend aan dat van Leuven. Het Bossche recht werd overgenomen door
Haarlem (1245), dat op zijn beurt 'dochters' kreeg in onder andere Delft (1246)
en Alkmaar (1254), een 'kleindochter' in Medemblik (1289) en een 'achterklein
dochter' in Beverwijk (1298).
In Zeeland werd een soortgelijke rol vervuld door het stadsrecht van Middelburg.
Het Middelburgse stadsrecht werd ingevoerd in Westkapelle (1223), Domburg
(1223) en Zierikzee (1248). Het Zierikzeese stadsrecht werd vervolgens in
Vlissingen ingevoerd (1315).
Ook elders is een soortgelijke ontwikkeling te zien. Zutphen (1190) werd de
24