penen vastgelegd en werd voor bepaalde delicten de strafmaat vastgesteld. Zowel de graaf als de stad zelf hadden belang bij de handhaving van de vrede. Mede om die reden kwamen de boetes aan hen beiden toe. Tenslotte werden er ook een aantal andere zaken in geregeld, die voor een goede gang van zaken binnen de stad noodzakelijk werden geacht. De betekenis van de stadskeur moet niet overschat worden. De rol van het ongeschreven gewoonterecht is nog lange tijd groter geweest, dan die van het schriftelijk vastgelegde gecodificeerde recht. Hierna willen wij enkele aspecten van de inhoud van de keur van 1248 belich ten. Volledig zijn wij daarin niet. Aanpassingen van het Middelburgse voorbeeld Het Middelburgse stadsrecht diende als voorbeeld, maar wercl niet klakkeloos overgenomen. Ei- zijn verschillende aanwijzingen dat de redactie met zorg werd aangepast. Die aanpassingen waren ook noodzakelijk. In de Middelburgse keur was consequent sprake van 'de graaf'. Willem II verleende de keur echter op het moment dat hij gekozen was tot Rooms-koning. Om die reden werd in de tekst de aanduiding 'coninc' gebruikt. Toch is dat niet consequent gebeurd. Wordt bij voorbeeld in artikel 3 de koning 'ofte siins baeliuwes1 genoemd, in artikel 50 wordt melding gemaakt van 'die baeliu' en 'clen grave'. Een andere voor de hand liggende aanpassing betrof de omschrijving van het bij Zierikzee behorende gebied, langs de haven: 'tusschen Bacvliet ende Adelsoorde ende die hauene vp'. Opvallend is deze uitgebreide omschrijving. Hieruit valt af te leiden dat het Zierikzeese domein zich niet beperkte tot. de eigenlijke neder zetting, inclusief de haven, maar dat daartoe ook het aanpalende land werd gere kend. Het gaat in dit geval om het gebied ten noorden van de havenmonding. Bacvliet was een kreek, die we moeten zoeken ongeveer op de plaats waar nu het Kaaskenswater ligt. Adelsoorde was het buitendijkse land, ten noorden van de monding van de Ee in de Gouwe.26 Het door Middelburg beschikbaar gestelde voorbeeld was, naar we mogen aan nemen, geen afschrift van de oorkonde van '1217. Vermoedelijk is, net zoals dat bijvoorbeeld in Delft het geval was, een afschrift gemaakt van de keur, zoals die was opgenomen in het Middelburgse voorboden- of privilegeboek. Dit betrof vermoedelijk de ontwerp-tekst, met daarin aangebrachte verbeteringen en aan vullingen waarover met de graaf overeenstemming was bereikt. Vervolgens was deze tekst van de keur aangevuld met bepalingen, die nog niet door de graaf waren bekrachtigd door middel van een oorkonde. Dit zou eerst in 1254 gebeu ren. Daardoor lijken een aantal bepalingen in de Zierikzeese stadskeur nieuw, maar in werkelijkheid zijn ook deze ontleend aan het Middelburgse voorbeeld. Artikel 6 is daarvan een voorbeeld. In dit artikel gaat het over het dragen van wapens en het verwonden of doden daarmee. 'Wie soe draget knijf, priem jof cortoyscolue binnew deser kore, hii sal gelden den coninc X lb., der poort I pond; doot hiere een en mensche mede, hii sal verliesen siin hoeft; wont hiere eenen mensche mede, hii sal verliesen siin hant, word hii verwonnen met sco- nincx waerheit jof siins baeliuwes, die waerheit sal hii vernemen aen drie scepe- nen.' Als wapens worden genoemd: 'knijf, priem jof cortoyscolue'. Een knijf is een lang puntig mes: een dolk of ponjaard. Een priem spreekt voor zichzelf. Een cortoyscolve is een knots of knuppel. De redactie in de Middelburgse keur van 1254 sluit daarop nauw aan en geeft 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1998 | | pagina 31