mogen berechten, zullen worden voorgelegd aan de baljuw, die namens de graaf
zal optreden. Het is de vraag of deze aanduiding ook in het origineel heeft
gestaan. Er zijn aanwijzingen dat hier oorspronkelijk alleen baljuw heeft gestaan.
De aanduiding 'neder baeliu' voor de stadsbaljuw zal bedoeld zijn om onduide
lijkheden te voorkomen. Ook in artikel 49 komen beide bal ju wen voor. In dit
artikel wordt vastgelegd dat de (stads)baljuw en schepenen bevoegd zijn om
niet-poorters, die binnen het stadsdomein hebben gevochten, te berechten.
Kwamen zij echter niet opdagen, dan zou verbanning volgen. De namen zouden
worden opgeschreven tot de komst van de (grafelijke) baljuw, die namens de
graaf zou rechtspreken. Ook hier zou de term nederbaljuw voor de stadsbaljuw
denkbaar zijn geweest.
De onderlinge verhouding tussen de (stads)baljuw en schepenen komt tot uit
drukking in artikel 19- De schepen, die niet ingaat op de maning van de baljuw-
tijdens een rechtszitting, wordt daarvoor beboet. Ook is er aandacht voor de
onderlinge verhouding tussen de schepenen. Indien zij met elkaar vochten tij
dens de rechtszitting, werd volgens artikel 23 degene, die begon, daarvoor
bestraft.
De keur bood de schepenen vooral bescherming in de uitoefening van hun func
tie. Zo wordt in artikel 24 de bestraffing geregeld van het doodslaan van een
schepen. Wie een schepen lasterde tijdens een rechtszitting kreeg daarvoor vol
gens artikel 20 een boete opgelegd. Omgekeerd werd ook het lasteren van een
poorter door een schepen strafbaar gesteld.
Belangrijk voor de poorters van Zierikzee waren de bevoegdheden van schepe
nen ten opzichte van degenen, die elders woonden. De poorters van de stad
hadden voordelen boven degenen, die buiten het stadsgebied woonden. Zo
bepaalde bijvoorbeeld artikel 28 dat de poorters ook buiten Zierikzee steeds
onder bescherming van de stad stonden. Degenen, die buiten Zierikzee poorters
hadden aangevallen, konden door de Zierikzeese schepenen worden berecht.
Kwamen zij niet opdagen, dan zou verbanning volgen, nader te bepalen door de
graaf of zijn baljuw (artikel 29). Ook bij schuldvorderingen waren de Zierikzeese
poorters in het voordeel. In zo'n geval kon de zaak dienen voor het Zierikzeese
gerecht (artikel 37). Tenslotte is artikel 41 in dit kader belangwekkend. Bij ver
koop van grond buiten Zierikzee aan Zierikzeeënaars mocht de overdracht
plaatsvinden ten overstaan van de Zierikzeese schepenen. De stedelingen waren
derhalve niet verplicht dit te laten doen voor de schepenen van het betreffende
ambacht. Op die manier kregen de poorters een extra voorrecht.
In de keur van 1248 worden nog geen burgemeesters genoemd. In de
Middelburgse keur van 1254 worden ze wel vermeld. Eerst vanaf 1292 worden
deze twee functionarissen in Zierikzee genoemd. Naast de burgemeesters worden
in de keur van 1248 evenmin de raden vermeld. Zij komen eerst voor in Zierikzee
vanaf 1308." De raden waren in eerste aanleg de vertegenwoordigers van de bur
gerij. In deze periode is er nog sprake van een rechtstreekse raadpleging van de
burgerij in een aantal gevallen. 'Die niet en coemt ter doeken gelude', moest 10
schellingen aan de graaf en vijf schellingen aan de stad betalen, zo bepaalde arti
kel 47. Daaraan vooraf gaat artikel 45 waar de 'ghemeente' zal worden samenge
roepen door middel van de klok om te assisteren bij de rechtspleging. Artikel 46
bepaalde dat het luiden van de klok zonder overleg strafbaar was.
34