Aanleiding tot het splitsingsvoorstel was
vooral het feit dat nogal wat kinderen in
het zuidelijk deel van Ellemeet in het
nabije Serooskerke ter school gingen.
Ellemeet wilde uiteraard niet aan de
splitsing meewerken. Waarschijnlijk had
Serooskerke het probleem aangekaart
door te klagen over de kosten (voor
begraven, ondeiwijs en brandweer) die
de gemeente maakte voor een deel van
de inwoners van Ellemeet. Serooskerke
deed daarom een voorstel tot grenswijzi
ging: het deel van Ellemeet dat tot de
kerkelijke gemeente Serooskerke
behoorde, aan de burgerlijke gemeente
toe te voegen. De Ellemeetse burge
meester J. Schalkwijk maakte eind 1873
melding van een brief van Gedeputeerde
Staten aan Serooskerke, waaruit zou blij
ken dat het provinciebestuur dit denk
beeld niet onwelwillend bejegende.
Schalkwijk zag hierin grond om zijn ont
slag aan te kondigen; hij wenste niet
mee te werken aan uitbreiding van
1874 als zijn opvolger was aangetreden,
stapte vervolgens secretaris C.A. van de Repe op. Aangezien hij tevens secretaris
van Serooskerke was, voorzag hij grote problemen bij een eventuele samenvoe
ging.
Ellemeet bleef de voorgestelde splitsing bestrijden; die diende slechts het belang
van Serooskerke. De raad bepleitte een algemene regeling van grensscheidingen
op grond waarvan combinatie en opheffing van gemeenten kon volgen. Men
oordeelde dat 'déze voorgestelde splitsing toeschijnt; eene losse greep te zijn, die
later zou blijken niet te passen in een algemeen plan'. En men voorzag dat na de
overdracht aan Serooskerke, die hele gemeente vervolgens bij Noordwelle zou
worden gevoegd. Veeleer had Ellemeet daarentegen een deel van Noordwelle
nodig, namelijk het deel tussen de Kuyersdam, de Elledreef en Ellewekken tot
aan het duin, omdat de daar woonachtige jeugd in Ellemeet schoolgaat.
Gedeputeerde Staten bleven voorstander van overdracht van een deel van het
grondgebied aan Serooskerke. Er kwam in 1877 een wetsontwerp dienaangaan
de. Dat paste ook in de rigoureuze samenvoegingsplannen van de liberale minis
ter en als opvolger van Thorbecke beschouwde J. Kappeyne van de Coppello,
maar niet in die van de volksvertegenwoordiging. In 1881 besloot Kappeyne's
opvolger dat er onvoldoende grond was voor grenswijziging van Ellemeet.
Argumenten vóór combinatie
Een meermalen vernomen argument vóór een gecombineerd burgemeesterschap
was de beperkt voorhanden zijnde kwaliteit. Dat was een. oud. probleem. AI in
1810 klaagde onder-prefect Samuel Boeye, op zoek naar geschikte bestuurders,
De gemeente Ellemeel anno 1865 (J. Kuyper.
Gemeen te-a lias)
Serooskerke. Nadat J.M. de Glopper in
66