L.L. Bolle JA. zn., secretaris van Haamstede
(1.843-1848), burgemeester van Haamstede en
Burgb 1848-1854(Gemeentearchief
Schouwen-Duiveland
over het feit clat men in de dorpen zel
den anderen vond dan boeren, ruw als
het vee, die niet alleen geen Frans ver
stonden, maar zelfs ook geen
Nederlands; die niets begrepen, en die
door hun domheid niet alleen zichzelf
op het spel zetten, maar ook hun
dorpsgenoten, en in zeker opzicht ook
hem als overheidsdienaar. Onder de
schouten waren er ettelijke, onder de
secretarissen iets minder, die naar het
oordeel van districtscommissaris jhr.mr.
W.A. de Jonge in 1829 weinig kwaliteit
inbrachten. Combinatie lag dan ook
voor cle hand.
Ook het provinciebestuur had eerder,
bijvoorbeeld in het jaarverslag over
1832, geconstateerd dat 'in vele Oorden
dezer Provincie schier geene
Ingezetenen gevonden worden, welke
eenige geschiktheid of aanleg hebben
voor de Plaatselijke Administratie, daar
de bevolking van vele Gemeenten
behalve uit eenige Ambachtslieden slechts uit Landbouwers bestaat en de dorpen
onder derzelver Ingezetenen slechts zeldzaam lieden van meer beschaafde
opvoeding tellen'. Het bestuur van de provincie zag hierin ook een argument
tegen de regeringswens tot samenvoeging. Zou het daarvan komen, dan 'kan het
beheer met. het meerendeel der tegenwoordige plattenlandsche Burgemeesters
niet meer worden gevoerd'. 'Hij, die in ons gewest geen vreemdeling is, zal zich
gereedelijk overtuigd kunnen houden, dat ten platten lande het aanwezen van
geschikte lieden voor de Burgemeester- en Secretaris-betrekkingen, meerendeels
wordt gemist, en dat, om die behoorlijk te kunnen bezetten, bekwame personen
uit de steden naar het platte land zouden moeten overgaan'.
Ook bij de kamerbehandeling van de gemeentewet was het probleem voor
zien en was het bekend dat het 'in sommige gedeelten des Rijks, inzonderheid
in Zeeland, uiterst moeijelijk [was], op de plaats zelve geschikte lieden te vin
den, of elders wonende bekwame personen, ter waarneming van het burge
meesterschap, tot overbrenging hunner woonplaats te bewegen'. Volgens de
memorie van toelichting zou het in de kleinste gemeenten zelfs al 'moeijelijk
wezen, er meer dan 7 geschikte personen' voor het raadslidmaatschap te vin
den! Vandaar de wettelijke mogelijkheid van ontheffing van de regel dat de
burgemeester binnen de gemeente moest wonen. Vaste, wekelijkse spreekuren
waren clan wel een vereiste. In Burgh bijvoorbeeld had burgemeester L.L.
Bolle, die woonde in het nabije Haamstede, elke woensdag van elf tot half één
spreekuur. Ook burgemeester en secretaris van Renesse hadden de woensdag
(van 10 tot 12) als zitdag. Even later, van 2 tot 4, resideerden dezelfde twee
personen in andere functie in Serooskerke!
Van de aanvankelijk voor zowel Bommenede als Zonnemaire beoogde burge-
67