24). Op cle 26-ste van de slachtmaand (november) van het jaar 1810 kocht hij het pand voor een bedrag van 1150- van wijnkoper Anthonij Jacob Bliek. In dit huis werd op maandag 19 februari 1810 hun zoon Wilhelmus Christianus en op donderdag 9 mei 1811 hun dochter Jeanne Margaretha geboren. In het jaar 1812 verhuisde het gezin naar het pand Oude Haven N.Z. A 418 (thans Oude Haven 55). Op woensdag '1 september 1819 verhuisden zij opnieuw, nu naar het pand Oude Haven Z.Z. D 381 (thans Havenplein 24). Zaterdag I februari 1862 was het moment, waarop zij voor de derde en laatste maal het water van de Oude Haven kruisten en zich vestigden in het pand Oude Haven N.Z. A 347 (thans Havenpark 39, onderdeel van het appartementencomplex "De Mossele"). Eind 1812 logeerde de vader van mevrouw De Crane, Willem Ermerins, bij de familie op het adres Oude Haven A 418. Op de avond van de 6de november ging hij op bezoek bij zijn vriend mr. Thomas Aclriaan van Adrichem die het huis bij de Zuidhavenpoort D 499 (thans 54) bewoonde. Misleid door de grote duis ternis en zijn kortzichtigheid liep hij de houten klapbrug mis, viel in het water en verdronk. Zijn lijk werd twee dagen later in de Nieuwe Haven gevonden. Spoedig na dit tragische ongeval (begin 1813) werden aan weerszijden van de brug hekken aangebracht. Zierikzee 1815-1825 In een artikelenreeks in de Zierikzeesche Nieuwsbode van november - december '1897 werd de maatschappelijke, economische en zedelijke toestand van Zierikzee aan het begin van de 19de eeuw op een niet mis te verstane wijze geschetst. De schrijver vertelde hoe Zierikzee zich nog steeds in een neergaande spiraal bevond. Het aantal inwoners was van ca. 14000 in het midden van de 17de teruggelopen tot ca. 6300. Hun welvaart liet alles te wensen over. Tijdens de winter van 1816 moest een commissie in het leven worden geroepen om levensmiddelen te ver strekken. De ene helft van de inwo ners moest leven van de weldadig heid van de andere helft. Misoogsten en de neergang van de meekrapindustrie waren debet aan het algehele verval van de stad. Ook de visserij was langza merhand een onbetekenende bron van inkomsten geworden. In jaren was er geen nieuw huis of pak huis gebouwd. Vele gebouwen waren in een vervallen toestand geraakt en de eigenaren beschik ten niet over de middelen om dit verval te keren. Marinus Christianas de Crane (J783-1865)

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1998 | | pagina 77