\en aan cle Sinl Jooslmeet
Crane' tegen. Er is dan echter nog
maar één schip in de vaart namelijk
het galjasschip 'Wilhelmus Jeanne',
vernoemd naar de vader en schoon
moeder van De Crane. Het schip,
groot 128 lasten', werd in 1810
gebouwd. Het werd voornamelijk
gebruikt voor de aanvoer van Frans
en Engels ruw klipzout. Het maakte
onder meer reizen naar Liverpool,
Marennes (Frankrijk) en Sint
Petersburg. Op de heenreizen ver
voerde het o.a. geraffineerd zout en
meekrap. Het schip verging op 18
januari 1834.
Uit het handschrift van Abraham de
Vos 'De Scheepvaart van Zierikzee',
voor een groot gedeelte gebaseerd
op de scheepstijdingen uit de
Zierikzeesche Courant gedurende de
eerste helft van de 19de eeuw. is
een groot gedeelte van de geschie
denis van de rederij af te lezen. In
de periode 1840 - I860 breidde de
vloot zich sterk uit. De zoon van
M.C. de Crane, Wilhelmus Christianus, gaat zich in deze periode actief met de
rederij bezighouden. De rederij wordt nu genoemd 'Rederij de Crane zoon. Na
1850 begint de concurrentie van de grote zeehavens de rederij parten te spelen.
In de jaargangen 1858-1906 van de jaarboekjes, uitgegeven door uitgeverij Sweys
en door De Vos in zijn handschrift verwerkt, kan men de omvang van de vloot
op de voet volgen. In 1858 voeren 7 schepen onder de vlag van de rederij. In
'1864 nog een viertal en in 1875 nog slechts één enkel schip.
Het Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek vermeldt onder de levensbe
schrijving van Marinus Christianus cle Crane de volgende opmerking: "Op hel
laatsl van zijn actie/leven heeft hij een bankiershuis opgerichtwaarin zijn zoon
het in cle zeevaart verlorene terugwon". Hoe groot de verliezen waren is niet te
achterhalen. Niet alleen de concurrentie van de grote zeehavens zal van invloed
zijn geweest, ook het vergaan en het afkeuren van verschillende schepen zullen
een negatieve invloed op het. vermogen van de rederij hebben gehad.
De volgende schepen worden in opdracht van de rederij gebouwd of door aan
koop verworven.
Het fregat 'De Roompot'; groot 500 lasten'; genoemd naar het gelijknamige zee
gat. De kiellegging vond plaats op 17 juni 1841 op de Zierikzeese werf 'De
Goede Intentie'. Op 20 juli 1844 werd het schip te water gelaten. Een half jaar
later vertrok het voor de eerste reis naar Oost-Indië. In april 1853 ging het bij
Westkapelle ten onder.
De bark 'Elisabeth Johanna'; groot 214 lasten (406 ton); gebouwd in opdracht
van de rederij Smith en Co; te water gelaten op 3 december '1842 op de
Zierikzeese werf 'De Goede Intentie'; op 25 juni 1845 bij een publieke veiling te
77