uit zijn veelvuldige afwezigheid tijdens de raadsvergaderingen dat het burge meesterschap niet veel van zijn beschikbare tijd vergde. Ingevolge liet besluit voor het "gansche Rijk" nr. 89 van 13 februari 1824, inhou dende een reglement van bestuur voor steden werd tijdens de raadsvergadering van 13 maart '1824 mr. Van Dopff benoemd tot burgemeester. De heren De Crane en jonkheer Karei Willem de Jonge werden beide tot wethouder benoemd. Na kennisneming van genoemd besluit werden alle benoemden geïnstalleerd en beëdigd met uitzondering van de heer De Crane. Hij reserveerde zijn keus tol de inzage van reglementen, "aangezien dezelve Zijne Edele niet bad ontvangen bij gebrek aan communicatie". Wanneer de beëdiging wel heeft plaatsgevonden, daarover zwijgen de bronnen. Bij de opening van de raadsvergadering van 4 januari 1827 las de waarnemend president een brief voor van mevrouw douairière Van Dopff-Kempe, waar in zij het overlijden van haar echtgenoot burgemeester mr. A.I-I.W.H. baron van Dopff mededeelde. Naar aanleiding van dit bericht werd wethouder De Crane staande de vergadering tot waarnemend burgemeester benoemd. Het overlijden van bur gemeester Van Dopff was voor de beide wethouders reden om op de opengeval len functie van burgemeester te solliciteren. De sollicitatiebrieven werden dooi de Gouverneur der Provincie Zeeland, mr. Edward baron van Vredenburch, met een voordracht, gedateerd 1 maart 1827, doorgezonden aan de Minister van Binnenlandse, P.J.S.L. van Gobbelschroij. In zijn aanbevelingen gaf de gouver neur de volgende aanbevelingen: "jonkheer Alexander Hieronymus Wol raad Hendrik baron van Dopff op de vierde januari zijnde overledenis het burgemeestersambt der Stad Zierikzee opengeval len. Ik neem de vrijheid Uedele ter vervulling van deze vacature op te geven: De Heeren Marinus Christ ia niis de Crane en Jonkheer Karei Willem de Jonge, beide wethouders der stad. De eerstede betrekking van burgemeester bekleed hebbendekomt mij tol vervul ling der openstaande waardigheid het gesch iktst voordie ik dan ook veroorloof ter benoeming aan zijne Majesteit aan te bevelen. Dezelve verkeert in generlei reden van wering of uitsluiting bij het reglement van bestuur over steden van den vier den januari 1824 nr. 89 omschreven. Geniet bij de ingezetenen van Zierikzee een onbepaald, crediet ende kan door Zijnen invloed, die ik vertrouw dat hij in hel: belang der Stad zal aanwenden, het goede tol stand doen brengen ende de Administratie zoodanigen gang geven als met de organisatie van het Gouvernement lol bevordering van het algemeen belang overeenkomstig is. De tweede ook een geschikt ambtenaar is echter uit hoofde van zijn ambt als ont vanger der registratie enz. te Zierikzee, in eene met hel burgemeesterschap onver-. eenbare betrekking en zou hij indien hel den Koning behagen mogt hem tot bur gemeester te benoemen geleijken dispensatie behoeven als hem bij Zijne Majesteits besluit van de eersten jiiny nr. 60 voor zijn betrekking als wethouder is verleend". In bovengenoemde aanbeveling werden de namen van Boudewijn Boom en Johannes Nelemans genoemd als kandidaten voor het wethouderschap als een van de heren De Crane of De Jonge tot burgemeester zou worden benoemd. Door de sollicitatie van Cornelis Tromp, President der Centrale Directie van Schouwen, Burgh en Westland, lid van de raad der stad Zierikzee, naar een eventueel openvallende wethoudersplaats, werd de benoemingsprocedure aan zienlijk vertraagd. 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1998 | | pagina 83