aan de provincie Zeeland maakte De Crane deel uit van de Commissie welke op
grond van artikel 54 van de grondwet de akte van hulde aanbood. In de
Zierikzeesche Courant van 28 augustus 1841 werd met genoegen gemeld dat
Zijne Majesteit Koning Willem II tijdens zijn bezoek aan Zierikzee "onzen alom
geacht en burgemeester mei hel ridderkruis der Orde van den Nederlandschen
Leeuw heeft begiftigd".
Na de invoering van de Provinciale Wet werd hij op 3 september 1850 door liet kies
district herkozen. Bij de verkiezing in 1853 verzocht hij om niet meer voor heiverkie
zing in aanmerking te komen. Op 24 mei 1853 nam hij afscheid van de Staten.
Tijdens de openbare raadsvergadering, gehouden op 16 september 1854 deelde
de voorzitter van de raad, mr. Moens van Bloois, mee, dat bij Koninklijk Besluit
van 25 augustus 1854 nr. 52 eervol ontslag werd verleend aan de heer M.C. de
Crane, als burgemeester dezer gemeente. Dit onder dankbetuiging voor de gedu
rende vele jaren bewezen dienst. Tevens werd meegedeeld dat de heer De Crane
ontslag heeft genomen als lid van de raad.
Na deze mededeling sprak de voorzitter de volgende woorden: "Na deze medede
ling kan ik niel afzijn mijn leedwezen te beluigen, dat de waardige man die 37
jaren aan het hoofd der regering dezer stad. gestaan heeft en alzo een ruim tijdvak
van zijn leven aan de behartiging barer belangen gewijd, heeftzich heeft genoopt
gevonden zijne betrekking neder te leggen en ook verlangt heeft als lid van de
gemeenteraad af te treden.
Ik twijfel niet of al de leden van dezen raad zullen dit leedwezen delen en mijn
voorstel bij dezelve gang vindendal ook vanwege deze vergadering den waardi-
gen man dit leedwezen worde uitgedrukt en dankbetuigd voor de veelvuldige
diensten in dit lange tijdsverloop en onder afwisselende gebeurtenissen aan deze
stad. bewezen, met den verderen wensch dal het den Al bes turende onzer lotgeval
len moge behagen hem nog lang de gewenste rust met hel genot van gezond en
welvaart te doen ondervinden". Besloten werd de heer De Crane de woorden van
de voorzitter schriftelijk over te brengen.
Naast het ambt van burgemeester bekleedde De Crane nog vele andere bestuurs
functies. Op voordracht van de commissarissen van de Zierikzeese Slavenkas
werd De Crane in de vacature Anthonius Johannes van Borrendamme benoemd
tot commissaris van genoemde instelling benoemd.
In de vergadering van commissarissen van 5 oktober 1820 werd hij geïnstalleerd. Vanaf
1848 tot zijn overlijden in 1865 was hij president-commissaris van genoemde instelling.
Op 21 december 1825 benoemde de raad hem tot lid van de directie over het
Burgerweeshuis. Op 20 januari 1826 werd hij als regent geïnstalleerd. Hij bleef
regent, later president, eveneens tot aan zijn overlijden.
Mevrouw De Crane-Ermerins werd in cle notulen van het Burgerweeshuis regel
matig als regentes genoemd. Zij was tevens bestuurslid van de Stads Brei- en
Naaischool.
Vanaf de oprichting op 26 februari 1819 tot zijn periodieke aftreden in 1865 was
hij bestuurslid en voorzitter van de spaarbank, opgericht door het Departement
der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te Zierikzee. Bij Koninklijk Besluit van
27 juni 1839 werd hij benoemd tot Vice President van het nieuwe College van
Regenten (toezicht) over het huis van arrest. De Gouverneur van de Provincie
bekleedde cle functie van President van genoemd college. Verder was hij thesau
rier van de Vrijmetselaarsloge 'De Ster in 't Oosten'; Commissaris van de Stads en