Hij 'wenschte haar uit naam der vergadering geluk, als Leden van
ons Hewormde Kerkgenootschap(onderstreping van Ds. Schoenmakers).
Opvallend is dat Ds. Van Cleeff 30 jaar lang het kennelijk niet nodig vindt om de
naam van de kerk te gebruiken. Zijn kerk is de kerk, de enige en ware. Voor
hem is dat vanzelfsprekend! In 1772 verandert dat. Het lijkt wel of hij eens en
vooral duidelijk wil aangeven van welke kerk hij - naar zijn overtuiging - de
voorganger is, namelijk van de ware, naar Gods woord Hervormde Christelijke
Gemeente. Wil hij zich afzetten tegen de opkomende 'Verlichting' in de officiële
vaderlandse gereformeerde kerk? Als dat zo is, moet er binnen 'de Gereformeerde
Kerk in de Vereenigde Nederlandeniets wezenlijks aan de hand zijn ten aanzien
van het zich houden aan 'schrift en belijdenis' zoals die gedefinieerd zijn in de
'Drie Formulieren van Eenigheid' de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse
Geloofbelijdenis en de 3 artikelen tegen de Remonstranten). Ze vormen samen
de grondslag van de één-wording van de protestanten in de verenigde
Nederlanden tot één - her-vormde - kerk. Ook zijn opvolger, Ds. Beausar,
gebruikt het woord 'Hervormd', maar laat het woord 'Christelijke' er aan vooraf
gaan, alsof hij wil zeggen:' het gaat er in eerste instantie niet om of de kerk her
vormd is, maar om het feit dat de kerk van Christus is'. Na hem neemt Ds.
Schoenmakers een positie meer in het midden in. Hij houdt het op de officiële
naam èn de namen 'Hervormde Gemeinte' en 'Hervormd Kerkgenootschap', waar
bij hij overhelt naar het standpunt van Ds. Beausar, wiens termen hij ook
gebruikt. Deze neiging tot duiding is opmerkelijk, omdat na ±1770 kennelijk een
scheiding van geesten plaats heeft pro of contra de ideeën van de 'Verlichting
Dit is een nieuwe filosofische stroming die de 'rede' - het verstandelijk denken -
stelt boven datgene wat ons van vroeger tijden is 'overgeleverd in de geschiedenis'
en wat ons 'van Godswege is geopenbaard'. Het gaat om het in vrijere zin objec
tief benaderen van de werkelijkheid door middel van het verstand, de 'rede' en
niet langer om een subjectieve benadering van de werkelijkheid, beperkt door
uitsluitend datgene wat door de geschiedenis en door het geloof als de waarheid
aan de mensen is doorgegeven. Voor de kerk als hoedster van de geloofswaarhe
den is dit nieuwe uitgangspunt een onaanvaardbare arrogantie. Door middel van
de naam van de kerkelijke gemeenschap geeft de predikant dan ook aan welke
signatuur hij vertegenwoordigt: traditioneel, bevindelijk, in het midden of verlicht
(lees verlicht als vernieuwingsgezind). Voor de rechtzinnigen is het bij deze ont
wikkeling in het kerkelijke denken minder aantrekkelijk om nog over 'gerefor
meerd' te spreken. Zij grijpen terug op het woord hervormdomdat dit begrip
van oudsher de institutionele èn de inhoudelijke waarden van de kerk van de
Reformatie dekt.
Het bovenstaande zou kunnen inhouden dat Ds. Van Cleeff al in de jaren '70 van
de 18de eeuw behoefte heeft om zich op deze wijze te profileren en dat zijn
opvolgers hetzelfde standpunt innemen. Bovendien kunnen we daaruit opmaken
dat predikanten, ook die op het platteland, goed op de hoogte zijn van de cul
tuurhistorische ontwikkelingen in Nederland en in Europa, in deze filosofische'
18e eeuw. Hun stellingname is weer gekoppeld aan hun invloed op cle kerkelijke
gemeenten die zij hoeden.
De discussie over 'al dan niet verlicht' zijn speelt zich in verhevigde mate af naar
aanleiding van de open brief die de Remonstrantse Broederschap, na de schei
ding van Kerk en Staat in 1796, stuurt aan alle protestantse kerkenraden in
Nederland.
30