Tuchtuitoefening
Het Heilig Avondmaal is, naar de geloofsinhoudelijke opvattingen van de
Gereformeerde Kerk en geformuleerd in de 16de en 17de eeuw, ingesteld voor
allen die - hoe zwak zij ook mogen zijn - hun geloofsvertrouwen stellen op het
unieke offer van Christus tot vergeving van hun zonden. De gelovige staat door
de geloofsband in directe verbinding met God en deelt in zijn genadegaven. De
Heidelbergse Catechismus van 1563 formuleert dat "hypocrieten en niet echt tot
God bekeerde lidmaten zich een oordeel eten en drinken'. Niet iedereen kan dus
zo maar deelnemen aan 'de Tafel des Heerenwant dan 'wordt het verbond Gods
ontheiligd en zijn toom over de ganse gemeente verwektOp overtreding staat
sanctie: "Daarom is de Christelijke Kerk schiddig naar de ordening van Christus
en van zijn Apostelen, zulken, totdat zij betering huns levens bewijzen, door de
Sleutelen des Hemelrijks uit te sluiten"Uitsluiting gaat door het uitspreken van de
Christelijke ban over lidmaten van de kerkelijke gemeente die "onder den
Christelijken naam onchristelijke leer of leven voeren, nadat zij, ettelijke malen
broederlijk vermaand zijnde, van hun dwalingen of schandelijk leven niet willen
aflaten". De gebannen lidmaten kunnen weer aangenomen worden 'wanneer zij
waarachtige betering beloven en bewijzen'. In de Gereformeerde kerk ligt de
'sleutelmacht' bij de door de gemeente (lees: door het Collegium Qualificatum)
gekozen ambtsdragers. De 'Reformatie' grijpt hier terug op de democratische
organisatievorm van de eerste Christelijke gemeente in Jeruzalem, waar men door
de gemeente gekozen 'opzieners' aanstelt - ouderlingen en diakenen - met een
duidelijk omschreven taakstelling. Aan hen is de sleutelmacht gedelegeerd. Dat is
een zware last, want zij dragen namens God de verantwoordelijkheid voor de
goede orde in de gemeente. Bij geconstateerde afwijkingen moeten zij orde op
zaken stellen. Dit verklaart waarom de kerkenraad zo zwaar tilt aan 'het heilig
houdenvan de sacramenten. Predikant en ouderlingen trekken de juistheid van
de geruchten en de dorpsroddels na door bij de betrokken lidmaten op 'huijsbe-
soekinge' te gaan. Door de betrokkenen zelf te horen zoeken ze bevestiging van
de vermoedens en de beschuldigingen. Blijken die juist dan spreekt men hen op
hun woorden en daden aan. Nadat alle disciplinaire maatregelen tegen de over
treders zijn besloten, houdt de kerkenraad 'censura morumeen onderzoek om
na te gaan of er werkelijk alles aan is gedaan om de heiligheid van de sacramen
ten te hebben gewaarborgd, voorzover dat in hun vermogen heeft gelegen. De
zondag daarop kan de gemeente dan zonder bezwaard geweten het H.A vieren.
Kort samengevat kan men zeggen dat in die tijd het kerkenraadsgebeuren in
principe draait om het bereiken van de constatering "censura morum gehouden
en niets gevonden of woorden van gelijke strekking.
Met de kerkelijke tucht heeft de kerkenraad een machtsmiddel om belijdende
leden bijvoorbeeld te vermanen over "het versuijmen van de genademiddelen"
d.w.z. onregelmatige kerkgang of het niet deelnemen aan het H.A. Blijkt de aan
gesproken en vermaande lidmaat niet of negatief te reageren en zijn alle moge
lijkheden om tot gesprek te komen beproefd, dan kan de kerkenraad besluiten
hem of haar niet langer als lidmaat te erkennen.
Soms is de kerkenraad niet zeker of iemand die voor eenmaal de toegang tot het
H.A. was ontzegd weer op het rechte spoor is. De beslissing om aan het H.A.
deel te nemen laat men dan aan de gecensureerde zelf door hem of haar "weder
om met een ernstige vermaaninge onder eigen beproeving (van het geweten) toe
te laten
37