In 1619 trouwden in Zierikzee Adriaen Gasthuus en Heynwyff Maertens de
Smidt. De voornaam van de bruid moge ons mishagen, 400 jaar geleden lang lag
dat anders en het bedoelde woord heeft pas langzamerhand een pejoratieve
betekenis gekregen. In de familie 't Gasthuys kwam ook Jobwijff voor. Wijfje
kwam zelfs als voornaam voor en Iman de Weese was getrouwd met Vrouwtje
Thomas. De echtgenote van Abel Lievense, molenaar in Brouwershaven, heette
Vrouwelynck Cornelis. De Romeinen met hun geavanceerd cultureel patroon
kenden drie namen: voornaam, familienaam en bijnaam. De voornaam was
Caius, de familienaam Julius en de bijnaam Caesar. Van iemand als Pontius
Pilatus kennen we alleen zijn familienaam en bijnaam. In het Avondland mat
rond het jaar 1000 de adel zich het gebruik van doop- en familienaam aan. In
1181/1182 werd Giovanni Bernardone gedoopt, maar zijn vader noemde hem
Francesco en wij kennen hem onder de naam Franciscus van Assisi. Wellicht
onder invloed van de handelsbetrekkingen tussen Italiaanse en Vlaamse steden
burgerde het gebruik van voor- en achternamen in de Nederlanden in, eerst in
Vlaanderen, dan in Brabant en later in Holland. Zeeland zat daar als buffergewest
tussenin. Toen de Middeleeuwen rond 1500 ten einde liepen was de bevolking
van de Nederlanden goeddeels van achternamen voorzien. Tussen de jaren 1445
en 1563 vond het Concilie van Trente plaats. Een praktisch gevolg was de ver
plichte administratie van dopen, huwelijken en begravingen. Let wel, zodoende
blijven we verstoken van de precieze geboorte- en sterfdata tot in de Franse tijd
de Burgerlijke Stand ingevoerd werd. Opgemerkt zij dat het stadsbestuur van
Brouwershaven vanaf 1757 de registratie van geboorten en overlijdens onafhan
kelijk invoerde. Gereformeerde en Evangelische kerken hebben bedoelde richt
lijn van Trente ook gevolgd met dien verstande dat hieraan lidmatenregisters toe
gevoegd werden. De maatregelen genoemd in het Keizerlijk Decreet van 1811,
later bekrachtigd door het Koninklijk Besluit van 1825, waarbij iedere staatsbur
ger gehouden was een familienaam aan te nemen en aan te houden, het betrof
hoofdzakelijk Joden, die tot dan toe buiten elke registratie gebleven waren. De
eenvoudigste vorm van een familienaam is een voornaam die langzamerhand tot
achternaam geworden is zoals Boot en Hokke. Daarop volgen de genitiefvor
men, bij voorbeeld Cornelis Lievenszoon wordt Cornelis Lievense. Huidige
achternamen die duidelijk of onduidelijk afgeleid zijn van voornamen worden
patroniemen genoemd. "Het dorp Bruinisse is het grootste en treffelijkste dorp
des geheelen Eilands" werd er in de 17de eeuw geschreven. Hier heeft de wieg
van mijn grootvader Kornelis Bal gestaan. Simon Janse Bal en Maatje
Dingemanse van Bloois hebben acht kinderen gekregen, allemaal jongens. Jan in
1835, Dingemannen in 1836 en 1838, Marinus in 1839, Johannessen in 1842 en
1844, Willem in 1848 en Kornelis in 1851. Jan was vernoemd naar grootvader Bal,
Dingeman naar grootvader van Bloois, Marinus naar grootmoeder Bal, Marina
Flohil; Johannes naar grootmoeder van Bloois, Johanna Schiettekatte. Toen kwam
er weer een jongen. Hoe moest die heten? Nu bestond verspreid over
Westeuropa het volksgebruik een 7de kind naar de koning of koningin te noe
men, uit eerbied of ontzag. Een 7de zoon werd bovendien toegedicht mensen
van bepaalde kwalen zoals koorts en zweren af te kunnen helpen, zelfs van
tuberculeuse aandoeningen van klieren in de hals.
Dit werd koningszeer genoemd omdat de koningen van Frankrijk, les rois thau
maturges, toegeschreven werd dit euvel vanaf hun zalving in Reims te kunnen
verhelpen. Van de geboorte van een 7de zoon werd door middel van de plaatse-
47