gepleegd. Weltevreden zag er, volgens het verslag in de Zierikzeesche Nieuwsbode 'welgedaan' uit. Als eerste getuige werd jhr.mr. J.W.D. Schuurbeque Boeije gehoord, die als rechter van instructie was opgetreden. Daarna was het woord aan hoofdagent A. Cappon. Belangrijk was de verklaring van C. Stoel, die in het belendende pand woonde en die de brand had ontdekt. Gemeentebouw meester L. Koole, opzichter F. Houtkamp, H. van Dijke en plaatsvervangend opperbrandmeester H.C. van den Ende gaven tal van bijzonderheden over het geen zij constateerden bij binnenkomst in het lokaal en het woonhuis. 's Middags werd de winkelbediende Gerrit de Vries gehoord. Hij bevestigde dat Weltevreden de wekkers in Rotterdam had gekocht. Weltevreden reageerde door te zeggen dat De Vries zich vergiste en dat hij geen wekkers in Rotterdam had gekocht. Ook de winkelbediendes Frans Kloppers en Lodewijk Vis kwamen aan het woord, evenals de caissière Maria Mommers. Kloppers verklaarde onder meer dat Weltevreden ook waxinelichtjes had gekocht. Mommers daarentegen zei dat zij Weltevreden nog nooit had gezien. Vis had alleen gezorgd voor het verpak ken van de wekkers. Bernard Stoffels, pakhuisknecht van de 'Grand Bazar Franqais' had het pakje met wekkers naar de tram gebracht. Er was een los papier bij en daar stond Weltevreden op. Toen hij bij de tram arriveerde, kwam een man op hem af, die vroeg of hij een pakje voor Weltevreden had. Op de vraag van de president of hij Weltevreden herkende, antwoordde Stoffels ontken nend. Belangrijk was de verklaring van Frans den Boer. Hij kende Weltevreden goed en herkende hem toen hij de Rotterdamse zaak binnenkwam. Hij zei ook dat in de zaak petroleumlampjes en waxinelichtjes werden verkocht. De officier van justitie vroeg Den Boer of het waar was dat pogingen waren gedaan om hem om te kopen. Weltevredens vrouw en vader zouden bij hem zijn geweest en heb ben gezegd dat het hun wel twee drieduizend gulden waard zou zijn als Den Boer Weltevreden niet gezien zou hebben in de winkel. De buffetjuffrouw van het wachthuisje van de Rotterdamse tram in Feijenoord, M.H.Kiela-Laarman, had voor het doorgeven van het pakje gezorgd. De getuige a décharge, G. Kern, huis knecht van mevrouw Labouchère uit Zeist, herinnerde zich niet dat Weltevreden op die bewuste 10de augustus aan de deur was geweest om te collecteren. De timmerman C.A. Voerman uit Zeist, had Weltevreden horen spreken in het Leger des Heils. Hij had daar zelf ook gesproken en bracht Weltevreden de 10de augustus naar de tram, die naar Utrecht ging. Over het tijdstip kon hij zich echter niets herinneren. G.J. Milius, beambte bij de Staatsspoorwegen, bevestigde dat hij op de 10de augustus een kilometerboekje had ingevuld, maar dat dat was gebeurd voor twee uur. Weltevreden beweerde dat dit na drie uur gebeurde. Milius bleef bij zijn bewering, waarvan hij verklaarde dat hij die kon bewijzen uit zijn dienststaat. Op zaterdag 1 maart werden 22 getuigen gehoord. Daartoe behoorden ook de overige door de verdediging opgeroepen personen. Zelfs twee kinderen van Cornelis Stoel, de 7-jarige Tannetje en de 13-jarige Gerrit, verschenen voor de rechtbank. Tannetje deed haar verhaal en vertelde hoe ze Weltevreden voor de thee had geroepen en hem van de galerij had zien komen. Ze voegde eraan toe dat ze het zo van haar moeder moest zeggen! Als laatste kwam Weltevredens echtgenote aan het woord. Zij deed de financiële situatie uit de doeken en vertel de onder meer dat ze van haar vader en grootvader bijna 8000 gulden had geërfd. Met zijn voorstellingen had Weltevreden in 1901 in Holland 3000 gulden verdiend. Financiële zorgen waren er derhalve niet. 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1999 | | pagina 85