Op maandag 3 maart werd het proces voortgezet. Opnieuw zat de gerechtszaal
om tien uur vol. Ditmaal was ook Weltevredens echtgenote aanwezig. W.C. de
Crane, directeur van de Zeeuwsche Brandwaarborg-Maatschappij, die de goede
ren van Weltevreden had verzekerd, legde een uitvoerige verklaring af, waaruit
bleek dat de premies steeds op tijd waren betaald. Maar een aanvraag om ver
goeding van de geleden schade was nog niet ingekomen. Gemeentebouw
meester L. Koole werd nog eens gevraagd naar de verkoopwaarde van het lokaal
en de twee woningen. Daaruit bleek dat de verzekeringswaarde aanmerkelijk
hoger was dan de panden bij verkoop zouden opbrengen. Koole schatte die niet
hoger dan drie a vierduizend gulden. Hij moest op verzoek van de verdediger
echter bevestigen dat alle nieuw gebouwde panden in Zierikzee minder opbrach
ten. Rechtbankpresident Cau vroeg aan Stoel of hij wist dat zijn sleutels pasten
op het evangelisatiegebouw. Stoel verklaarde dat niet te weten. Vervolgens wer
den aan Weltevreden een aantal voorwerpen getoond. Hij erkende dat de tas van
hem was, maar dat hij van de wekkerbellen en de vuurmakers niets wist. Ook
van de waxinelichtjes en de lampjes wist hij niets. Desgevraagd -vertelde Welte
vreden bijzonderheden over zijn onroerend bezit. De helft van zijn goederen
stond onder hypothecair verband, de andere helft had hij zelf gefinancierd.
Weltevreden gaf nog eens zijn visie op de gebeurtenissen. Hij ontkende in de
Rotterdamse bazar te zijn geweest en meende dat een ander op zijn naam de
wekkers had gekocht. De getuigen waren erop uit hem te onteren. Arie
Weltevreden begon daarop hevig te huilen en beschuldigde een ander, die hij
aanwees. Vermoedelijk wees hij naar Stoel.
President Cau wees op het bezwarende van de twee getuigen, die hem in de
Rotterdamse winkel hadden gezien en maande Weltevreden aan schuld te beken
nen in plaats van anderen te beschuldigen. Ondertussen had ook Weltevredens
vrouw zich met de gang van zaken bemoeid. Na herhaalde aanmaningen van de
president om kalm te blijven, werd ze tenslotte uit de zaal weggeleid. Een geë
motioneerde Weltevreden riep uit dat zijn naam werd onteerd en sloeg met zijn
vuisten op de tafel. Hevig gebarend betuigde hij onschuldig te zijn. 'Gij kunt me
naar het schavot brengen, maar ik ben niet schuldig'. Daarop wierp Arie
Weltevreden zich op de grond en begon luidkeels te schreeuwen.
Vanzelfsprekend veroorzaakte dat grote sensatie. Diverse veldwachters schoten
toe en hadden moeite om Weltevreden weg te dragen. De president schorste de
zitting.
Na de heropening werd Weltevreden weer binnengebracht. De president maande
hem tot klampte en vroeg: 'Blijft u erbij, dat u de wekkers niet in de Bazar
gekocht hebt?'. Weltevreden antwoordde bevestigend. Daarop vroeg Cau of hij
zaterdag voor de brand met een tas was thuisgekomen. Hij was daarmee gezien
door de zoons van Stoel. Weltevreden ontkende dit pertinent en zei dat de jon
gens opzettelijk jokten. Daarop liep de rechtbankpresident nauwgezet met
Weltevreden de gebeurtenissen na op maandag, de 19de augustus. 'U bent dus
maandag in huis geweest, u gaat weg, er ontstaat brand, en men vindt al die toe
stellen, waardoor de brand ontstaan is, en waarmede de brand zich had kunnen
uitbreiden. U ziet, dat dit alles zeer bezwarend voor u is'. Weltevreden kon niet
anders dan dat beamen. Daarop confronteerde de rechtbankpresident hem met
zijn rusteloze nacht in Rotterdam en raadde hem aan te bekennen. 'Ieder mensch
kan struikelen. Een man, die het Evangelie verkondigd heeft, moet de waarheid
zeggen. In uw bijeenkomsten is het gewoonte openlijk schuld te belijden'.
84