In diezelfde week begon Weltevreden weer met vertoningen van zijn cinemato-
graaf. Het tijdstip was goed gekozen, want vanwege de kermis was het extra
druk. Weltevreden wilde voortaan iedere zondag weer voorgaan in zijn lokaal als
evangelist. Burgemeester Vermeijs was daar tegen. Hij pleegde overleg met de
procureur-generaal Reitsma om bij hem te informeren of ook hij deze mening
deelde. De procureur-generaal deelde echter mee dat hij er geen bezwaar tegen
had dat Weltevreden in zijn eigen woonplaats als evangelist of bioscoopvertoner
zou optreden. Wat burgemeester Vermeijs heeft gezegd tegen Weltevreden is niet
duidelijk. In ieder geval ging hij niet voor in zijn lokaal. Hij besloot zowel het
voormalige evangelisatiegebouw als de beide woonhuizen te koop aan te bieden.
Op 26 oktober 1906 werden de panden in het openbaar verkocht. Het evangeli
satiegebouw en het woonhuis van Weltevreden werden gekocht door freule
Schuurbeque Boeije, het andere woonhuis door J.J. Deurloo, werkzaam bij het
openbaar ministerie van de kantongerechten in Zierikzee en Tholen. De
opbrengst was ruim zesduizend gulden. Jkvr. Schuurbeque Boeije verhuurde het
lokaal aan een comité, dat werkzaam was binnen het rechtzinnig deel van de
Hervormde gemeente. Dit Comité voor Evangelisatie benoemde een evangelist,
die voorging in het lokaal. In 1912 werden het lokaal en het woonhuis door J.J.
Deurloo gekocht. Twee jaar later werd het gebouwtje gevorderd als hospitaal
voor de hier gelegerde soldaten in verband met de mobilisatie. In 1918 volgde
aankoop door de Oud Gereformeerde Gemeente. Dertig jaar later hield deze
gemeente op te bestaan, waarna het lokaal als kantoorruimte in gebruik werd
genomen.
Bont- en muziekhandelaar
De reden van de verkoop was dat Arie Weltevreden besloten had bonthandelaar
te gaan worden. Hij was in contact gekomen met de bonthandelaar Jacob Blok
uit Amsterdam, die het lokaal van Weltevreden had gehuurd om bontwerken en
karpetten te verkopen. Het leek Arie wel wat om ook in bont te gaan handelen.
Hij kocht van Blok een partij bont en eind 1906 was het 'Bontmagazijn
Weltevreden' een feit. Voor de verkoop van zijn kledingstukken in bont trok
Weltevreden naar de dorpen op Schouwen-Duiveland, Sint Philipsland en
Tholen. In juli 1907 was Arie Weltevreden weer een vrij man zodat hij kon gaan
en staan waar hij wilde.
Om hun bestaansmogelijkheden uit te breiden werd de sociëteit Bellevue aan de
Nieuwe Haven aangekocht. Daar begon de firma A. Weltevreden en Compagnon
in maart 1907 een winkel in muziekinstrumenten, vooral orgels, piano's en har-
monika's, en meubels, bedden, karpetten, dekens, matrassen en dergelijke. De
zaak werd in hoofdzaak gedreven door Alida, terwijl Arie de pad op ging met
zijn bont. De zaak liep goed en mede dankzij een intensieve reclamecampagne
werd de winkel een succes. Het bracht Arie Weltevreden ertoe zijn cineniatograaf
te koop aan te bieden. Eind 1907 had de nieuwe firma al elf orgels verkocht.
Toch duurde de voorspoed niet lang. In 1908 werd Arie Weltevreden aange
klaagd wegens valsheid in geschrifte. Hij zou een kwitantie hebben vervalst
wegens aangekocht bont van Jacob Blok. Vierhonderd gulden had hij betaald,
maar voor het tweede deel had hij te kwader trouw een kwitantie op naam van
Blok uitgeschreven, zo luidde de beschuldiging. Er volgde een proces voor de
arrondissementsrechtbank. Arie Weltevreden stond in januari 1910 opnieuw
terecht. Een belangrijk getuige, die aanvankelijk bevestigde te hebben gezien dat
90