Toch moeten Ockersse en diens echtgenote het vermoeden hebben gehad dat Susanna Maria iets in haar schild voerde. Zij beperkten de omgang. Ockersse was vaak in zijn buitenplaats 'Mon Plaisir' te vinden. Susanna Maria voelde zich ver ongelijkt toen ze op 13 juni 1748 aan haar Middelburgse neef schreef: Het is hier jegenswoordig aangenaam, staande alles in sijn volle hladtdoch heel eensaam. want Ockersse rijdt alle dag na Noortgouwe, soodat [ik] se/den geselschap hebbe. Ze schreef later in die maand, op 26 juni: Ik ondereinde met leetwesen hoe geveynsl ik. van mijn naestbestaenden vrinden worde behandelt, en, hoeveel reden ik door mijn gulhertigheytgeve, de spot met mij te drijven. Over de kinderen van haar zus had ze ook zorgen. Op 29 september schreef ze: Cootie [is] niet sterk en Ceetie heeft desen heelen dag weder aan swaare treckingen gelegen. Het gaf haar vrees voor de toekomst. Ze vertrouwde Van Citters toe: soodat ik anders niet kan denken of Ockersse wilt met Oosterlandt nog pronken gelijk ik meer gemelt hebbewaarom ik hem dat plaisier bij mijn overlijden nog wel sonde gunnen, als ik het maar in mijn familje konde vastmaken. Eerst in 1751 kwam het tot een normalisering van de verhoudingen. Wellicht is de interventie van mr. Jacob van Citters de belangrijkste reden geweest van de toenadering. Ockersse toonde zich inschikkelijk om de wensen van zijn schoon zuster te eerbiedigen. Het was voor Susanna Maria aanleiding haar zwager op 30 mei 1751 te benoemen tot mede-executeur. Hij zou als beloning 1000 zilveren dukaten ontvangen. Het overlijden van Johanna Jacoba Lonque op 7 maart 1752 gaf verdere toenade ring tussen Susanna Maria en Ockersse. Neef Van Citters deed op doorreis naar Holland Zierikzee aan en mede dankzij zijn inbreng kwamen de twee verder tot elkaar. Daarmee was het getob van Susanna Maria nog niet voorbij. Steeds ble ven de zorgen over de erfenis haar bezighouden. Nog kort voor haar overlijden, in juli 1752, liet ze notaris Van IJsselsteijn een ontwerp maken voor een akte waarbij haar nichtjes de beschikking over de erfenis zou worden gelaten mits zou worden ingestemd met de bestemming van de heerlijkheden. De daarop volgen de ziekte en het overlijden van Susanna Maria verhinderde verder handelen zodat haar testament van 1745 van kracht bleef. Het Heerenhof Het meest aantrekkelijke van de heerlijkheden was de buitenplaats in Oosterland, ook wel aangeduid als het slot, huis of hof, maar beter bekend als het Heerenhof. Charles Lonque trooste zich de nodige moeite dit kasteelachtige bui ten aantrekkelijk te maken. Regelmatig verbleef het gezin kortere of langere tijd in dit 'speelhuijs', zoals Lonque het aanduidde. Ook liet Lonque zijn vrouw en kinderen wel achter om zelf de nodige werkzaamheden in Lillo of elders, zoals in Den Haag. te gaan uitvoeren. Was het huis fraai en aangenaam om te verblijven, dat gold niet minder voor de directe omgeving. Rond het hof waren vijvers aangelegd, met daarin vissen. De paden waren voorzien van schelpen. In de bijbehorende tuinen werd groente gekweekt en er stonden onder meer fruitbomen en bessestruiken. Voor het onderhoud was een hovenier in dienst, die zorgde dat er regelmatig vers fruit werd opgestuurd naar Lillo. Susanna Maria Lonque deed het nodige om het buiten te verfraaien. In 1742-1745 liet ze het Heerenhof ingrijpend verbouwen. Het bestaande gebouw werd ver laagd. Nieuwe kozijnen en ramen werden geplaatst. Bijgebouwd werd een kamer 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2000 | | pagina 49