Geloof en ds. Jacob van Cleeff
Susanna Maria was een trouw kerkgangster. In het kerkgebouw was aan de zijde
van het Heerenhof een ingang, die speciaal voor de ambachtsvrouwe was. De
koster had opdracht om bij haar aankomst deze deur voor haar te openen. In het
kerkgebouw stond haar eigen ambachtsherenbank. Susanna Maria was ook een
meelevend lidmaat. In haar brieven aan neef Van Citters komt haar geloof regel
matig ter sprake. Toen zij in 1745 hersteld was van een drie weken durende zeel-
ernstige ziekte schreef ze aan haar neef: Moghte ik nu maar verweerdight worden
dese verlenghde daagen te besteeden tot roum en prijs van den drijeënigen God en
ter uijtwerkinge mijner zaligheijt. dan sonde dit krankbedde mij tot genesinge en
den drijeënigen God tot heerlijkheijt bevonden worden. Toen de rundveepest in
1747 Duiveland trof schreef ze: moghte alle des Heeren oordeelen maar een
opreghte veroodmoedinge werken onder belijdenisse van sonden en overtredin
gen, m isschien soude de Heere sig tot ons wenden en ons genadig sijn.
Ook in andere opzichten gaf ze blijk de kerk een warm hart toe te dragen. Dat
bleek uit de legaten, die ze naliet, aan zowel de kerk van Oosterland als aan die
in Sirjansland. Maar elders gaf ze er eveneens blijk van dat ze de daad bij het
woord wilde voegen. Zo pleitte ze als gerechtigde in de heerlijkheid Bommenede
sterk voor de bouw van een kerk in die polder.
Tegen deze achtergrond moet het contact worden gezien dat Susanna Maria had
met ds. Jacobus van Cleeff en diens echtgenote, Maria Catharina Anemaet. Het
waren de enigen met wie zij in Oosterland een meer intiem contact had. Ds. Van
Cleeff deed in 1742 zijn intrede. Tevoren was hij predikant in Sirjansland
geweest. Susanna Maria was dadelijk op hem gesteld. Het leidde ertoe dat ze in
1744 besloot om de dominee vanwege zijn voorbeeldige dienstwerk een per
soonlijke jaarlijkse toelage te verstrekken van 150 gulden. De banden met de pre
dikant en diens echtgenote, Maria Catharina Anemaet, werden aangehaald. Zo
werden beiden in april 1746 uitgenodigd om op het Heerenhof te komen dine
ren. Het beviel de ambachtsvrouwe goed. Regelmatig kwamen de predikant en
zijn vrouw op visite. Toch proeven we woorden van arrogantie wanneer ze in
mei '1746 aan neef Van Citters schrijft: bij gebrek aan aansienlijker geselschap des
sondagsavont met Van Cleeff en vrouw geconsumeert.
Het respect en de waardering voor de predikant groeiden met de jaren en
levenslang bleven zij bevriend. Ze bedacht de predikant en zijn vrouw in haar
testament. Aanvankelijk zou ds. Van Cleeff een legaat krijgen van 3600 gulden. In
dit laatste testament bracht zij dit terug tot 3000 gulden. Daarentegen kreeg diens
zoon, Jacob Sebastiaan van Cleeff, ook een legaat in de vorm van eveneens 3000
gulden waarvan 1200 gulden in de vorm van lijfrentes. Ook de jaarlijkse uitkering
aan ds. Van Cleeff werd voortgezet overeenkomstig de wil van Susanna Maria.
De beide zusjes Ockersse verbonden zich om het bedrag van 150 gulden ieder
voor de helft voor hun rekening te nemen zo lang hij predikant in Oosterland
was. Maria Catharina Anemaet, de echtgenote van de predikant, kreeg het kabi
net op de slaapkamer van de ambachtsvrouwe en zes stuks zilver, die zij zelf
mocht uitkiezen.
Ds. Van Cleeff zou Oosterland nog lang trouw blijven. In 1784 kreeg hij emeri
taat. Hij was bijna 49 jaar predikant geweest en daarmee de oudste dienstdoende
predikant in Zeeland. De predikanten op Schouwen-Duiveland zagen hun ambts
broeder node gaan. Daarom verzochten ze hem op 12 oktober 1784 dringend om
de vergaderingen van de classis te blijven bijwonen opdat we van zijn weleer-
51