met daarboven een eveneens dichtgemetseld spitsboogvenster. Die beide onder delen lagen 1 meter binnenwaarts van het voorvlak van de toren, zodat het ven ster door een één meter diepe spitsboog gedekt kon worden. Het geheel werd geflankeerd door een overhoekse uitmetseling, die vroeger in pinakels eindigde. Ook hier zien wij boven de waterlijst verglaasde stenen als versiering van het torenvlak, met name een eenvoudige ruitvorm met kruis in het midden en tegen het zijvlak van de steunbeer steeds kleiner wordende in elkaar liggende ruiten. Bovendien bevonden zich hier blokjes tufsteen op de hoeken der steunberen en langs het dichtgemetselde lichtvenster, waardoor een levendi ge indruk ontstond. De eerste en tweede verdieping Deze verdieping die op een hoogte van 10 meter lag, had aan de oostzijde een later dichtgemetselde opening, van waaruit men het dak van het schip van de kerk kon bereiken. Aan de hand van dit gegeven kunnen wij nog iets te weten komen van de hoogte van het tegen de toren aangebouwde schip. De nok van het dak was ongeveer de helft hoger dan de smalle ingang tot de kerk. Je kunt dus inderdaad spreken van een dominerende Zeeuwse toren. De noord- en zuidzijde hadden op deze verdieping ieder één vierdelig spitsboog- vormig getoogd blindvenster. Aan de noordzijde waren de posten nog aanwezig, waartussen zich een oude opening bevond. Uit de bronnen blijkt niet wanneer de zuidzijde door vroegere reparaties zijn posten had verloren; op de plaats waar indertijd de oude opening was werd een groter kozijn met raam ter verlichting van het uurwerk geplaatst. De westzijde had twee driedelige spitsboogvormige getoogde blindvensters. De tweede verdieping lag op een hoogte van 9 meter. De wanden van de tweede verdieping waren alle gelijk aan elkaar. Elke wand had twee spitsboogvormige getoogde galmgaten, die in lange spitsboogvormig getoogde nissen waren aange bracht. De vierkante wijzerplaat van het uurwerk bevond zich aan de zuidzijde. De spits op de toren Over de spits zijn enkele bijzonderheden bekend op basis van de oude afbeel dingen van het kerkgebouw. Hierop afgaande heeft de spits in de loop der jaren een aantal veranderingen ondergaan. Op de afbeelding op pag. 35 is te zien hoe de balustrade werd ingesloten door vier pinakels die de hoekcontreforten bekroonden. "De achthoekige spits was hoger en eindigde vierkant op de toren." (De spijers zorgden voor de afvoer van het hemelwater). Dit zal de spits zijn van vóór de afbraak van het middenschip in 1580. In 1586, toen de toren los stond van het kerkgebouw, verlaagde men de tweede verdieping en werd een nieuwe torenspits geplaatst. Op de illustratie uit 1745 is een eveneens achthoekige spits afgebeeld maar de balustrade of borstwering is dan verdwenen en veranderd in kantelen, terwijl de pinakels zijn afgebroken. De aangebouwde traptoren eindig de nu ter hoogte van de bovenkant der galmgaten. Vermoedelijk was dit dus de versie uit 1586. Afbeeldingen van Cl .J. Visscher en C. Pronk pleiten hiervoor. In het begin van de 19e eeuw is de spits nogmaals gewijzigd zoals de notulen van de gemeente Ouwerkerk ons melden. 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2001 | | pagina 41