polderwater en de bodem. Het aantal melkkoeien in dat gebied verminderde in de periode van 1571 stuks in 1650 tot 1065 stuks in 1683. De kaasaanvoer in de waag te Zierikzee verminderde van 1655 tot 1684 met bijna 80%. In de omtrek van een uur gaans van Nieuwerkerke zijn in de periode van 1665 tot 1695 ca. 30 huizen of hoeven, die leeg en onbewoond waren afgebroken. Sinds het plaatsen van twee watermolens in 1686 is de toestand niet meer slechter geworden maar verbeterd.1 De stolpboerderijen stonden vroeger verspreid in het lage gedeelte van de polder Schouwen en waren ingericht voor het houden van vee. Dat gebied bestond bijna uitsluitend uit weilanden omdat daar geen landbouw moge lijk was tengevolge van wateroverlast en later ook verzilting. Uit een handschrift van 30 juni 1872 van W.G. Badon Ghijben aan de Heer B.C. Cau blijkt dat de capaciteit van de uitwateringssluizen van Schouwen na 1815 ondanks vernieu wing van de uitwateringssluizen er op achteruit ging in plaats van vooruit. Deze achteruitgang was het gevolg van gemis aan hydraulische kennis bij de vroegere ingenieurs. Het winterpeil diende normaal 0.65 m. hoger te zijn dan het zomer- peil. De hoogste waterstanden in 1841 en 1845 waren 0.85 a 0.90 m. hoger clan het zomerpeil. Deze hogere en de te lange perioden met hogere waterstanden heeft mindere opbrengsten van gras en hooi en veel overlast veroorzaakt in het lage gedeelte van Schouwen. Vele goede weilanden veranderden in rietvelden en rietlanden in moerassen.1 Het totale verlies aan capaciteit van de uitwateringsslui zen in de periode 1815 tot 1849 bedroeg 5.35 mJ of ruim 41% van de capaciteit van 1815. In 1854 of 1855 werd de Ossesluis aangelegd, maar deze sluis maakte het totale verlies aan afwateringscapaciteit niet goed.1 Herkomst type stolpboerderijen Over de herkomst van de stolpboerderijen lopen de meningen sterk uiteen. Uilkema, Boerendonk, Van der Molen en Gerritsen vermoeden een Noord hollandse invloed. Hekker vermoedt een zelfstandig ontstaan en ontwikkeling uit de Zeeuwrse boerenhoeve. In Schouwen heeft men vroeger ook kaasmakerij op belangrijke schaal gekend, waarschijnlijk door de komst van Noordhollanders, die zich in het weidegebied vestigden. Als herinnering aan hun vestiging staan er nog enkele stolpboerderijen (1935), die vroeger veel talrijker waren. Op 12 maart 1614 werd Zierikzee door de Staten van Zeeland geoctrooieerd tot het oprichten van een kaasmarkt, te houden zes maal in het jaar in de maanden Juni tot en met November, op elke eerste Zaterdag van die maanden. Op 15 juni 1623 is er een verzoek van enige landlieden aan Zierikzee om de half vervallen kaasmarkt weder te restaureren.4 In 1625 wendde de Classis Schouwen- Duiveland van de Gereformeerde Kerk door middel van een brief van de Zierikzeese predikant Godefridus Comelsz. Udemans zich tot de Staten van Zeeland. Het verzoek om een eigen predikant voor Kerkwerve, Nieuwerkerke en Rengerskerke werd op 4 december 1625 door de Staten van Zeeland ingewilligd. Ds. Udemans wees in zijn brief op het belang van een eigen herder en leraar voor de bevolking: '...de goede ondersaten (die veel Noorthollanclers sijn) Voor Schout en Schepenen van Nieuwerkerke wordt op 3 september 1710 gele verd na verkoop 'een houve ofte hollantse stolpe' met 18 gemet 278 roeden 'soo coren als weijdelanden int groot weelbevanck'. Dergelijke omschrijvingen van stolpboerderijen bij levering komen in de transporten vele malen voor, ook in Kerkwerve. Bovendien zijn na vergelijking van de Schouwse - en Noordholland se - stolpen zoveel overeenkomsten tussen die stolpboerderijen dat de conclusie 50

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2001 | | pagina 52