Ook in deze blokken staan op de oudste kadastrale kaarten stolpboerderijen aan
gegeven. Deze stolpboerderijen moeten dus na 1676 en vóór 1739 gebouwd zijn.
De stolpe in 1948
Uit de tekening van de opmeting uit maart 1948 blijkt dat de woning aan de oost
zijde, stalruimte aan de zuidzijde, mendeuren en kelderraam aan de noordzijde
en achterzijde aan de westzijde waren gelegen.
Afmetingen van het vierkant buitenwerks 6.20 x 6.60 m. of 20 x 21.25 voet.
Breedte koestal inclusief de voergang 5.40 m. of 17.50 voet.
Breedte woning naast het vierkant 5.80 m. of 18.75 voet.
Breedte tasruimte naast het vierkant 3.60 m. of 11,50 voet.
Breedte dorsvloer en ruimte naast de dorsvloer 5.10 m. of 16.50 voet.
De totale breedte bedraagt 6.60 m 5.40 m 3.60 m 15.60 m. 50.50 voet.
De totale lengte gedraagt 6.20 m 5.80 m 5.10 m 17.10 m. of 55 voet.
Uitgaande van een oorspronkelijk wandhoogte aan de buitenzijde van 1.80 m.
dient bij de lengte en de breedte voor de grotere hoogte aan de zijde van de
woning en de mendeuren (3.10 m) het verschil van 1.30 m te worden opgeteld
om tot een mogelijke oorspronkelijke lengte en breedte te komen. Mogelijk dat
er zelfs gedeelten voorkwamen waar de oorspronkelijke hoogte nog lager was.
Deze afmetingen worden 16.90 m en 18.40 m., of 54.50 voet en 59.25 voet. De
grootste afmetingen op de oudste kadastrale tekening schaal 1:2500 bedragen ca.
17.00 m en ca. 19.00 m.(nauwkeuriger metingen op deze schaal in delen van een
nieter zijn niet goed mogelijk). Bij gelijke dakhellingen naar alle zijden is globaal
het verschil tussen lengte en breedte nodig, 1.50 m. benodigd als lengte van de
overstekende balken van het vierkant. De drinkput voor het vee lag langs de
westzijde van de stolp op ca. 4.00 m afstand. Het drinkwater werd met emmers
naar het vee gebracht door de deur op de hoek van de westzijde. De mestput lag
langs het westelijke gedeelte van de zuidzijde. De mest werd met een houten
kruiwagen naar de mestput gebracht door de zelfde deur.
De afmetingen van de stolpe
Volgens de tekening van maart 1948 bedroeg de lengte van de stolp 17.10 m., de
breedte aan de oostzijde 15.50 m. en de breedte aan cle westzijde 16.00 m. en
was de zuidwest hoek scheef. De breedte aan de westzijde bedroeg volgens het
veldwerk van maart 1918 15.85 m. Bij het verplaatsen van een gevel naar binnen
werd een gevel hoger en naar buiten lager. Mede gezien de in 1948 aanwezige
hoge oost en noordzijde is het aannemelijk dat deze gevels naar binnen zijn ver
plaatst. Op de oudste kadastrale kaart is er aan de noordzijde tussen de insprin
gende hoek bij de mendeuren en de inspingende hoek bij de woning een
gedeelte ca. 2.00 m. breedte aanwezig buiten de inspringende gedeelten.
Het grootste gedeelte van de noordzijde is zeer waarschijnlijk vóór 1918 naar bin
nen verplaatst en ontstond er een rechte noordzijde.
Op de oudste kadastrale kaart is er aan de oostzijde een uitspringend gedeelte
aanwezig van ca. 11.00 x 1.50 m. Ervan uitgaande dat het gedeelte van de oostzij
de van de inspringende hoek ter lengte van ca. 4.00 m. niet is verplaatst is er
omstreeks 1914 nog de helft van het uitspringende gedeelte van ca. 1.50 m.
breedte aanwezig en in 1918 een rechte oostzijde ontstaan.
Op de oudste kadastrale kaart in er aan de zuidzijde een waarschijnlijk zeer laag
uitspringend gedeelte van ca. 2.00 x 3.00 aanwezig. Op het veldwerk uit 1882 is
53