den en de melkkoeien daarop te weiden. De lage weilanden liggen meestal ver
van huis, in meer uitgestrekte weivelden, waarin iedere landbouwer een zeker
gedeelte grasland bezit waarop hij zijn tot vetmesten bestemd vee en jongvee
gedurende de zomer laat grazen. Ook wordt hierop nog hooi gewonnen. Veel
van deze weilanden leverden ondanks weinig of geen bemesting dankzij de
vaste, krachtige en ziltachtige grassoorten een uitstekende groei voor rund of
schaap op. Dit vee wordt ook bij ongunstige en natte weersgesteldheid dan ook
niet snel door het bekende "ongans" leverbotinfectieaangetast, wat onder zulke
omstandigheden in meer zoetwatergebieden wel het geval is. Een gebrek aan
zuiver drinkwater in deze lage weilanden is echter een probleem'.
[Bovenomschreven omstandigheden gelden nog exact voor het huidige
Prunjegebied.]
'Vanaf begin juli begint men met de hooioogst, het hooi wordt in de schuur in de
nabijheid van de veestallen opgestapeld. Het zgn."kanthooi", van de kanten van
sloten en watergangen en ook van de tussen de akkers gelegen middengreppels
wordt eind juni met de zekel gemaaid. Dit hooi wordt het eerst aan het vee
gevoerd, omdat het vaak vochtig is en schimmelig wordt'.
Over de kwaliteit van het rundvee en de paarden is Van Hertum niet erg positief.
'De Schouwse paarden hebben met name een zwak en voos beenwerk en heb
ben daardoor veel beengebreken'. De oorzaak hiervan volgens Van Hertum is
een te vroeg en te intensief gebruik van de paarden en het gebruik van ondeug
delijke dekhengsten en merries, mogelijk ook nog de lage en vochtige gesteld
heid van de bodem. Op Schouwen-Duiveland en Tholen is het paard minder
grof en zwaar dan in de rest van Zeeland. Voeding en verzorging van de jonge
paarden zijn slecht.
'Het rundvee is groot en zwaar, mooi van bouw en bij goede voeding gulle melk-
gevers, maar meer nog geschikt voor vetmesterij. De kleur is meestal zwart-,
rood-, vaal-, of blauwbont. Het jongvee wordt meestal slecht gevoerd wat uiter
aard nadelig is voor de ontwikkeling. De kwaliteit van de "springstieren" laat
helaas nogal te wensen over.
Het vee, wanneer het op stal staat, wordt 2 x daags losgemaakt om op de mest
put uit een grote vierkante waterbak te kunnen drinken. Ook wel blijven de die
ren vaststaan en wordt water langs een gemetselde goot met een pomp tot voor
het vee gevoerd'.
Van Hertum prijst het eerste systeem van laten drinken, niet alleen vanwege de
gezondheid maar ook vanwege de weldaad voor het vee bij deze veterinair
sprak dus toen al het ethische gevoel ten opzichte van het dier!).
'Van de melk wordt boter gekarnd en worden kalveren gemest. Op Schouwen
bezit men algemeen karnmolens die door een hond in beweging worden
gebracht.
Voor de vetweiderij bestaat hier veel liefhebberij: "vare"koeien {een niet drachti
ge koe), 3- en 4-jarige vaarzen en ossen worden op de voortreffelijke weilanden
tot aanzienlijk gewicht vetgemest.
De schapen zijn groot en behoren tot de bastaarden van het Vlaamse of Texelse
ras; hoofddoel was mest en wol. Zij behoren aan grote landbouwers en worden
in kudden van 150-200 stuks gehoed. Zij vinden voornamelijk voedsel op de
schorren, langs dijken en wegen en in de herfst op het stoppelland en in de wei
landen. 's Winters verliezen zij vaak aan gewicht wat zij in de zomer gegroeid
zijn.
72