't Vets tal", typische stal bij boerderij van FI. van den Hoek, Dreischor, grenzend aan de mestput, een
stal voor mestvee. (Foto: M.K. Buth.)
Duiveland altijd een stiefkindje gebleven. De liefde en het gevoel voor melkvee
houderij zat er bij de Schouwse en Duivelandse veehouders gewoon niet in.
Ook in de huidige populatie veehouders vinden we maar zeer weinig origineel
Schouwse, of Duivelandse boeren.
Ontwikkeling van de veeartsenijkunde
In de 18e eeuw kwam in de grote Europese landen de behoefte aan wetenschap
pelijk gefundeerde veeartsenijkunde steeds sterker naar voren. De eerste veeart
senijscholen werden in Frankrijk opgericht; de school in Alfort bij Parijs, op
gericht in 1772 heeft grote bekendheid gekregen en kan beschouwd worden als
bakermat van het veterinaire onderwijs in Europa.
Tot deze tijd werd de diergeneeskunde uitgeoefend door zgn."empiristen".
Hoefsmeden, beestenhandelaars, dokters, veehouders, zelfs predikanten bemoei
den zich met de gezondheidszorg voor dieren. Op basis van ervaring, aangevuld
met kennis uit overlevering en enkele boekwerkjes over volksgeneeskunde,
leverden deze empiristen nuttige diensten aan veehouders en paardeneigenaren.
Gedurende de gehele 18e eeuw werden de rundveestapels in Europa geteisterd
door aanvallen van runderpest; ook Nederland zag zijn rundveestapel in deze
eeuw regelmatig gedicimeerd, de economische schade was groot.
J. de Kanter schreef, in de Chronyk van Zierikzee (1795), blz. 42, dat in Zierikzee
de veepest "ijselijk woedde" op het eind van het jaar 1769 en 1770, 3526 runde
ren zouden toen gestorven zijn, en slechts 559 herstelden. De aantallen zijn
74