MUNTVONDST BROUWERSHAVEN 2000
door D. Verschoor
Inleiding
Gezien de publiciteit die om deze schat heeft plaatsgevonden met de bijbehoren
de stroom aan artikelen in verschillende bladen zal ik de inleiding kort houden.
De eerste munt, een Engelse rozenobel, werd bij toeval door Twan Hanse gevon
den in september 1998. Precies twee jaar later, en vele zoekpogingen verder,
werd in september 2000 de rest van deze muntvondst met behulp van een
metaaldetector gelokaliseerd. De vondst werd op 29 september 2000 ter registratie
aangeboden aan het Koninklijk Penningkabinet te Leiden. Bij de berekening van
de waarde van de schat in toenmalig geld is uitgegaan van het tarief van 1559.
Engelse munten
Het merendeel van de vondst bestond uit Engelse munten die uit de 15e eeuw
dateren. Hieronder bevinden zich de oudste munten van de schat; enkele nobels
van koning Hendrik V of VI, geslagen ca. 1425. Naast de twee nobels uit de tijd
van Hendrik V en VI bevat de vondst ook 28 rozenobels van Edward IV. De in
1465 ingevoerde rozenobel, die zich van de nobel onderscheidt door een hoger
gewicht en een roos op het schip, was het resultaat van een verlaging van de
Engelse muntvoet in dat jaar. Beide soorten bleven echter naast elkaar in gebruik,
omdat de koers van de nobel aan die van de nieuwe munt werd aangepast.
Nadat in de eerste jaren enorme hoeveelheden rozenobels waren geslagen, zijn
in de volgende jaren tot diep in de 16e eeuw in hoofdzaak munten van 2A nobel
in omloop gebracht: de angels met Sint Michael, in de Nederlanden steeds
bekend onder de naam "angelot". In de vondst zijn dan ook naast de rozenobels
van Edward 13 angels van zijn opvolgers voorhanden. Opvallend is dat bij dit
aantal rozenobels zich geen continentale imitaties bevinden wat een aanvullende
bijdrage levert aan de datering van de vondst. De vervaardiging van de imitaties
vond voornamelijk plaats in de periode 1585-1600.
Spaanse munten
De Spaanse munten uit deze vondst bestaan uit zes dobla excellentes, een
cuadruple excellente van Ferdinand en Isabella, geslagen in Burgos en een escu
do van Johanna en Karei V. Door het huwelijk van koning Ferdinand van Aragon
en koningin Isabelle van Castilië waren in 1479 de Spaanse koninkrijken ver
enigd. Zij behielden echter nog voor een belangrijk deel afzonderlijke bestuursin
stellingen.
De munten geslagen in Aragon, Valencia, Navarra en Sicilië handhaafden nog
een eeuw eigen munttypen en droegen alleen de naam van koning Ferdinand. In
Castilië daarentegen werd voortaan gemunt op naam van de beide vorsten teza
men. In 1497 werd het Castiliaanse muntwezen met de Pragmatieke Wet van
Medina del Campo grondig hervormd door de invoering van een nieuwe stan
daard munt (in plaats van de Castiliaanse dobla), genaamd excellente de la
Granada, in waarde gelijk aan de in Aragon reeds lang gebruikelijke dukaat, en
een bijbehorende dubbele excellente. In navolging van de Venetiaanse dukaat
hadden deze munten een gehalte van 23 3A karaat met een gewicht van 3.5 gram
en dus van uitstekende kwaliteit, vandaar de naam excellente. Hierdoor verdwe-
5