dwijnen en ook de weerstand van het lichaam op die wijze te activeren. Het zet
ten van "dragten" was bij inwendige ziekten ook een populaire manier om 'ziek-
testoffen"te verzamelen. "Een dragt" zetten werd gedaan met een wollen drain, of
met een streng gevlochten paardehaar besmeerd met een prikkelende zalf
("Spaansche vliegzalf'). Deze werd onder de huid doorgetrokken, hierdoor ont
stond een ontsteking en op die manier kwamen de "ziektestoffen" eruit. Voor uit
wendige aandoeningen zoals kreupelheden, wonden, fistels, wratten, woekerin
gen, enz. was het brandijzer meestal de oplossing. De "koortsthermometer" werd
in 1866 uitgevonden. In de chirurgie was het begrip "steriel" nog onbekend, de
"narcose" ging vanaf 1846 met behulp van ether of chloroform. Daarvóór werden
dwangtuigen gebruikt om het dier enigszins stil te houden. Als medicijn werden
gemalen plantendelen of extracten gebruikt, ook vaak keukenzout, zoutzuur, sal
peterzuur en kwikverbindingen. De verloskunde nam een belangrijke plaats in,
in het werk van de Nederlandse veearts.
24 zijn verschillende brandijzers. (Uit: De bekwame veearts, 1850)
De tachtiger jaren van de 19e eeuw begon met een reeks van ontdekkingen: het
bacteriologische tijdvak. Bekende figuren daarin waren Pasteur, Lister, Koch, en
anderen.
In de jaren 1880-1885 bewees Pasteur de mogelijkheid van profylactische inen
ting tegen kippencholera, miltvuur, vlekziekte bij varkens en hondsdolheid. Het
Instituut Pasteur ontwikkelde ook het diagnosticum tuberculine, sinds 1891 in
gebruik om tuberculose op te sporen. In die periode wonnen de veterinairen ver
trouwen op grond van successen op het gebied van therapie en preventie.
De fabrieksmatige zuivelbereiding eind 19e eeuw had voor de veeteelt grote con
sequenties. Ter verbetering van de produkten was verbetering van vee noodza
kelijk. Betere fokmethoden en meer zorg voor het weiland (bemesting en
79