stadsrecht van Middelburg.18 Die suggestie blijkt onjuist. Het stadsrecht van
Brouwershaven geeft echter wel inhoudelijke overeenkomsten te zien met de
stadsrechten van drie andere stadjes, namelijk Goedereede en Brielle, beide in de
heerlijkheid Voorne, en Geervliet in de heerlijkheid Putten (zie afb. 2).
Goedereede ontving in 1312 een stadsrechtoorkonde van heer Gerard van
Voorne, die in 1330 ook voor Brielle een stadsrechtoorkonde uitvaardigde. Van
zijn opvolgers, Dirk van Monschau en Machtelcl van Voorne, kreeg Brielle in
1343 opnieuw een stadsrechtoorkonde. Geervliet ten slotte ontving in 1381 een
oorkonde met stadsrecht van Zweder van Abcoude, heer van Gaasbeek, Putten
en Strijen.
Wanneer van verschillende steden stadsrechten bekend zijn die sterk met elkaar
overeenkomen, wordt wel gesproken van een stadsrechtfamilie. Zo vormen
bijvoorbeeld de stadsrechten van een aantal Zeeuwse steden (Middelburg,
Westkapelle, Domburg, Zierikzee, Vlissingen en Reimerswaal) de Zeeuwse stads
rechtfamilie.1' Ook de vijf stadsrechten van Goedereede, Brielle, Geervliet en
Brouwershaven hebben zoveel met elkaar gemeen dat het hier eveneens gerecht
vaardigd is te spreken van een stadsrechtfamilie: de stadsrechtfamilie van de
Hollands-Zeeuwse eilanden.
Anders dan het geval is bij de Zeeuwse en de Brabants-Hollandse stadsrechtfami
lies zijn tussen de vijf stadsrechten van de Hollands-Zeeuwse eilanden behalve
veel overeenkomsten ook een groot aantal verschillen vast te stellen. Zo loopt de
omvang van de stadsrechten bijvoorbeeld nogal uiteen. Het stadsrecht van Brielle
van 1330 telt 31 verschillende bepalingen, wat weinig is in vergelijking met de 45
artikelen uit het stadsrecht van Geervliet of de 49 bepalingen in dat van
Goedereede. Nog meer bepalingen zijn opgenomen in het stadsrecht van
Brouwershaven (59) en de kroon spant het tweede Brielse stadsrecht van 1343
met 66 artikelen. Een tweede kenmerk van de stadsrechtfamilie van de Hollands-
Zeeuwse eilanden is dat bepaalde artikelen soms wel, in andere gevallen juist
niet werden overgenomen. Zodoende komen in ieder van de vijf stadsrechten
bepalingen voor die niet bekend zijn uit de andere. Ten slotte lijkt er bij het
overnemen van bepalingen uit een ander stadsrecht flink te zijn geredigeerd: de
volgorde van de artikelen kon worden aangepast en soms werden de afzonder
lijke artikelen ingekort of uitgebreid, samengevoegd of juist opgesplitst.
De stadjes van de Hollands-Zeeuwse stadsrechtfamilie lijken dus geen kant-en-
klare stadsrechten te hebben overgenomen, en daardoor is het niet eenvoudig
om de onderlinge verhouding van deze teksten - ook wel de 'filiatie' genoemd -
te achterhalen. Toch kan nauwkeurige tekstvergelijking meer duidelijkheid bren
gen in de vraag, welke stad haar recht uit een andere stad betrok. Bij een poging
om te achterhalen op welke manier het stadsrecht van Brouwershaven zich tot
de andere stadsrechten verhoudt kan het Brielse stadsrecht van 1343 buiten
beschouwing blijven, want het stadsrecht van Brouwershaven geeft beduidend
meer overeenkomsten te zien met het Brielse stadsrecht van 1330 dan met dat
van 1343. Dat is overigens in overeenstemming met de bevinding dat het oudste
gedeelte in het recht van Brouwershaven dateert van uiterlijk 1331. Ook het
stadsrecht van Geervliet uit 1381 hoeft niet in een vergelijking te worden
betrokken, want het is, gelet op de bijzonder grote inhoudelijke overeenkom
sten, afgeleid van het stadsrecht van Brielle van 1343.20
Een goede indruk van de overeenkomsten in de stadsrechten uit de familie van
de Hollands-Zeeuwse eilanden wordt gegeven door de onderstaande bepaling,
11