recht. Brouwershaven kende, zo blijkt uit artikel 59 in het stadsrecht van 1403,
naast de bepalingen uit de stadsrechtoorkonde een aantal 'gebode en voirge-
bode', zogenaamde voorboden die konden worden opgesteld door schepenen
en schout. Ze zullen sterk hebben geleken op de afzonderlijke bepalingen die in
stadsrechtoorkonden te vinden zijn; veel van die bepalingen zullen ooit als voor
bode zijn ontstaan.
Aangenomen mag worden dat dergelijke voorboden in Brouwershaven ook in de
veertiende eeuw al bestonden. Van andere steden zijn ze uit die periode wel
bekend; Brielle kende naast de bepalingen uit het stadsrecht voorboden, zo blijkt
uit de bepaling in het stadsrecht van 1330 waarin de heer van Voorne zich het
recht voorbehoudt om te beslissen in al hetgeen "dese hantfeste niet en besceyt
noch niet verclaerset en is in den voerboeden".21 De voorboden die in 1346 te
Brielle werden opgesteld, zijn bewaard gebleven.22 Uit de bepaling in het stads
recht van Goedereede die correspondeert met artikel 41 uit Brouwershaven
blijkt dat men in Goedereede in elk geval al in 1312 met het verschijnsel van de
voorboden bekend was.
Gezicht op Brouwershaven eind 17e eeuw. (Coll. Gemeentearchief Sch ouwen-Duivel and)
Dat de Brielse stadsrecht oorkonde van 1330 niet het volledige toenmalige stede
lijk recht bevat, wordt bevestigd door twee artikelen in de stadsrechtoorkonden
van Goedereede en Brouwershaven. Die bepalingen zijn niet terug te vinden in
de eerste Brielse stadsrechtoorkonde van 1330 maar wel in die van 1343
(bepalingen 34 en 58). Omdat de Brielse stadsrechtoorkonde van 1343 niet recht
streeks in verband kan worden gebracht met Goedereede en Brouwershaven,
moeten deze twee bepalingen in Brielle tot 1343 buiten het door de heer van
Voorne bekrachtigde stadsrecht zijn gebleven.
Het ontbreken van bepalingen in een stadsrecht ten opzichte van andere stads
rechten hoeft dus niet te betekenen dat het desbetreffende stadsrecht niet als
basis kan hebben gediend voor de andere twee. Dat er in het stadsrecht van
14