schepenen van Brouwershaven oorkonden werden uitgevaardigd, wijst er op dat
de nederzetting toen tot wasdom was gekomen.26 In 1324 vergunde graaf Willem
III het zogenaamde schrijfambacht aan koster Hugo de Moer. Kennelijk was er in
Brouwershaven voldoende werk voor een schrijver, wiens werkzaamheden
ongetwijfeld met de activiteiten in de haven in verband kunnen worden ge
bracht.27 In het eerste kwart van de veertiende eeuw was Brouwershaven uitge
groeid tot een volwaardige havenplaats, waar de bedrijvigheid het bestaan van
eigen recht rechtvaardigde.
Samenwerkende ondernemers
De economische ontwikkelingen in de nieuwe handelsnederzetting zullen de
aanwezigheid van eigen rechtsregels niet alleen mogelijk, maar ook wenselijk
hebben gemaakt. Er zijn verschillende aanwijzingen dat het initiatief tot het
opstellen van de oudste rechtsregels afkomstig is uit Brouwershaven zelf. In de
eerste plaats weerspiegelen de bepalingen in het stadsrecht niet het perspectief
van de landsheer maar dat van Brouwershaven, zoals we al zagen. Ook de voor
het stadsrecht gebatikte term 'keur' wijst erop dat we te maken hebben met
bepalingen die werden vastgesteld door degenen op wie ze van toepassing
waren. De gedachte dat het stadsrecht van Brouwershaven niet 'van boven', van
de landsheer, maar 'van onderop' afkomstig is, sluit aan bij cle bevindingen van
Jaap Kruisheer, die voor een groot aantal Hollandse en Zeeuwse steden tot een
vergelijkbare conclusie kwam.
Het initiatief tot het opstellen van rechtsregels zal zijn uitgegaan van de lieden
die er het meeste belang bij hadden. Die belanghebbenden zullen in Brouwers
haven de plaatselijke ondernemers zijn geweest: kooplieden, schippers, reders en
vissers. Een zeer groot aantal bepalingen in het stadsrecht heeft, afgezien van het
handhaven van de openbare orde, betrekking op de handel, de scheepvaart en
de visserij. Het is veelzeggend dat het eerste artikel van het stadsrecht een
regeling bevat over de veilige toegankelijkheid van de markt.
Waarom gingen de ondernemers van Brouwershaven voor hun recht te rade in
Brielle, en niet in het naburige en al veel eerder verstedelijkte Zierikzee? Het is
goed voorstelbaar dat de nog te bevechten juridisch-bestuurlijke zelfstandigheid
van Brouwershaven niet gebaat was bij invloeden uit het machtige Zierikzee,
bijvoorbeeld omdat men, wanneer zich in Brouwershaven moeilijk oplosbare
geschillen voordeden, voor advies bij het gerecht van Zierikzee 'te hoofde' zou
moeten gaan. Behalve de inwoners van Brouwershaven kan ook de graaf van
Holland, die bij de aanleg van Brouwershaven nauw betrokken was en er over
de nodige heerlijke rechten beschikte, het onwenselijk hebben gevonden dat de
invloed van Zierikzee zich ook over het rechtsgebied van Brouwershaven zou
kunnen gaan uitstrekken. Het lijkt erop dat Brouwershaven er heel bewust voor
koos om haar recht niet uit Zierikzee te betrekken.
In dat verband moet nog worden gewezen op het nauw veiwante karakter van
Brielle, Goedereede en Brouwershaven. Geen van deze drie stadjes behoort tot
de oudste steden in het graafschap Holland en Zeeland. Alle drie kennen ze een
relatief laat ontstaan, zodat er min of meer tegelijkertijd een behoefte aan juridi
sche bepalingen ontstond. Dat het recht van Brielle door de inwoners van
Brouwershaven als voorbeeld werd genomen, strookt met de omstandigheid dat
Brielle zich al in het laatste kwart van de dertiende eeuw tot een handelsne
derzetting ontwikkelde. Brielle, Goedereede en Brouwershaven waren aan het
17